De eerste wetswijziging zet een stap in de richting van het “dualisme”, waarbij bestuurder en OR aparte partijen zijn die elkaar ontmoeten en zowel bedrijfs- als werknemersbelangen bespreken. De stap in deze wetswijziging is dat “onderling beraad” is toegestaan: OR-leden mogen elkaar ook opzoeken buiten de vergaderingen om en in afwezigheid van de bestuurder. Deze wetswijziging introduceert ook het scholingsrecht van ondernemingsraden, zodat alle leden volwaardige gesprekspartners kunnen zijn van de bestuurder. Verder wordt het niet-vakbondsleden gemakkelijker gemaakt om in de OR te komen. Zij kunnen zichzelf verkiesbaar stellen als ze daarvoor voldoende handtekeningen van hun collega’s inzamelen.
OR-en zijn nu verplicht vanaf 100 werknemers (voorheen: 25) en het (karakteristiek Nederlandse) onderscheid tussen advies en instemming wordt geïntroduceerd. Overigens zijn deze rechten nog “geclausuleerd” – wanneer (naar het oordeel van de bestuurder) “zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten” gelden instemmings- en adviesrecht niet.
Omdat het begrip “onderneming” in de tweede WOR ruimer wordt gedefinieerd, strekt de verplichting tot op oprichten van een ondernemingsraad zich nu ook uit tot non-profit organisaties zoals gezondheidszorginstellingen. Dit betekent dat nu 3.800 organisaties met samen zo’n 1.3227.000 werknemers onder de WOR vallen.