Het politiek primaat beperkt de invloed van de OR bij de overheid
Het “politiek primaat” beperkt de invloed van de ondernemingsraden bij de overheid. Politieke besluiten vallen buiten het overleg met de OR. De personele gevolgen van die besluiten vallen echter wel onder het bereik van de (W)OR. In de praktijk is er soms discussie over de grenzen van het politiek primaat en (vooral) het WOR-adviesrecht.
Sinds 1995 is de WOR van toepassing op de overheidssector. In artikel 46d WOR zijn enkele bijzondere bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de overheid.
Politiek primaat en adviesrecht OR
Artikel 46d onderdeel b regelt het zogenaamde politiek primaat. Politiek primaat in deze context betekent dat de politieke besluitvorming van de overheid niet onder de medezeggenschapregels van de WOR valt. Het gaat daarbij om de vaststelling en de uitvoering van “publiekrechtelijke taken” van overheidsorganisaties (zoals ministeries en gemeenten). De OR heeft geen medezeggenschap over de vaststelling en uitvoering van die taken, omdat daarover de politiek beslist (zoals bij de gemeente: de Gemeenteraad). De OR heeft wel medezeggenschap over de gevolgen van deze politieke besluiten als daardoor de werkzaamheden van de ambtenaren (van “in de onderneming werkzame personen”) ingrijpend wijzigen. Als bijvoorbeeld de politiek besluit dat er één loket moet komen voor de burgers voor alle soorten uitkeringsaanvragen, dan heeft de ondernemingsraad over dat besluit geen medezeggenschap. Wel over de gevolgen die dat meebrengt voor de werkorganisatie: verschuiving van taken, verandering van taakinhoud en werkplek en dergelijke.
Naar de rechter
Het is voor WOR-bestuurders en OR’en bij de overheid soms lastig te bepalen hoever het politiek primaat reikt en in hoeverre van een daadwerkelijke invloed van de OR op de gevolgen ervan sprake kan zijn. Er is meermaals over deze grenzen geprocedeerd bij de Ondernemingskamer om hierin meer duidelijkheid te verkrijgen. Gerechtelijke uitspraken hierover kun je vinden op onze website onder “jurisprudentie”.
Geen overleg- en initiatiefrecht voor publiekrechtelijke taken
Het overleg- en initiatiefrecht geldt niet voor publiekrechtelijke taken (WOR artikel 23, tweede lid). Deze bepaling heeft niet alleen invloed op de OR bij de overheid, maar ook op de OR van zelfstandige bedrijven die publiekrechtelijke taken vervullen. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn de Nederlandse Bank en het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Het overleg- en initiatiefrecht is wel van toepassing voor zover het de werkzaamheden van het personeel betreft.
In artikel 24 van de WOR, waarin de verschijningsplicht van commissarissen en bestuursleden is opgenomen in de overlegvergadering over de “algemene gang van zaken” betreffende de onderneming, wordt niet uitdrukkelijk ingegaan op de rol van politieke “toezichthouders” (zoals de minister of wethouder). Redenerend in de geest van de wet kunnen deze toezichthouders uitgenodigd worden in dit “algemene gang van zaken”-overleg en ook in de overlegvergadering over adviesplichtige besluiten.
Lokaal Overleg en instemmingsrecht OR
De cao gemeenten regelt in hoofdstuk 12 het Lokaal Overleg (LO). Een LO is een overleg tussen de werkgever en vakbonden over verschillende onderwerpen (arbeidsvoorwaarden) die het personeel van de gemeentelijke werkorganisatie aangaan en sommige onderwerpen ook onder artikel 27 lid 1 WOR (instemmingsrecht OR) staan. Als er binnen de gemeente een Lokaal Overleg is ingericht regelt cao-artikel 12.1 een afgebakende lijst met onderwerpen waarover de werkgever in het LO overeenstemming moet bereiken met de vakbonden. Echter kunnen in het LO door partijen ook over andere onderwerpen afspraken worden gemaakt. LO-afspraken over onderwerpen waar volgens artikel 27 lid 1 WOR de OR het instemmingsrecht heeft, overrulen het WOR-instemmingsrecht van de OR (27 lid 3 WOR), afhankelijk van hoe gedetailleerd en verplichtend de afspraken zijn en de werkgever eventueel nog zelf nadere invulling op dat onderwerp kan geven (aanvullend aan de LO-afspraak).
OR en LO
In artikel 27 derde lid WOR is bepaald dat het instemmingsrecht van de ondernemingsraad niet van toepassing is wanneer de betrokken aangelegenheid reeds (volledig en verplichtend) inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. Hieronder vallen ook de regelingen die in het LO zijn afgesproken. De OR kan met de vakbonden afspreken dat de ondernemingsraad door de vakbonden over (bepaalde) onderwerpen worden gehoord of geraadpleegd, voordat er met de werkgever in het LO definitieve afspraken worden gemaakt.
Rechtspositie overheidspersoneel
Bij de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) per 1 januari 2020, is er een einde gekomen aan de eenzijdigheid van de arbeidsverhoudingen bij de overheid. Voor de meeste ambtenaren is nu het ‘gewone’ arbeidsrecht van toepassing en is er sprake van een tweezijdige arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.