Adviesrecht
Uitspraak:Adviesrcht 2 op 1 cel (1c)

Uitspraak:Adviesrcht 2 op 1 cel (1c)

Is het besluit van de Staat "twee op één cel" kennelijk onredelijk nu wordt afgeweken van het advies van de OR dat negatief is omdat bij de adviesaanvraag niet alle onderdelen van het besluit zijn betrokken en er geen garantie wordt gegeven voor de personele uitbreiding? (Twee op één cel III, inhoud adviesrecht) JAR 2003/208

Uitspraak OR: Nee, nu de Centrale Ondernemersraad (GOR) heeft nagelaten dit in zijn advies aan te voeren kan de OK dit niet meenemen in zijn oordeel en de Staat mag worden gehouden aan de aangekondigde personeelsuitbreiding (JAR 2003/208).

Situatie:

Het voorgenomen besluit tot gefaseerde invoering van het meerpersoons celgebruik is door de Staat na de OK-beslissing van 20 februari 2003 alsnog aan de GOR ter advisering voorgelegd voor zover het betreft de personele gevolgen van het besluit.
De GOR heeft een groot aantal vragen gesteld die deels schriftelijk, voor zover het de personele gevolgen betreft, en deels in een overlegvergadering zijn beantwoord voor zover het de overige vragen betreft. Ook met de vakbonden voert de ondernemer overleg om te komen tot afspraken over de opvang van de personele gevolgen. Dit spitst zich toe op 12 voorwaarden. Op het moment dat de OR adviseert is er nog geen akkoord bereikt.
De GOR adviseert op 15 mei negatief omdat hij geen wezenlijke invloed heeft kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces en omdat garanties voor een goede uitvoering van het besluit ontbreken. Op 4 juni 2003 deelt de bestuurder het besluit mee. Daarbij wordt als opvang voor de personele gevolgen herhaald hetgeen de bestuurder in het overleg met de bonden heeft toegezegd, zoals het werken met gekwalificeerd personeel, het zich houden aan de arbowetgeving, het handhaven van bedrijfstijden, het aanwezig zijn van twee personeelsleden bij het openen van een cel, inzet van een calamiteitenteam, uitbreiding van de formatie e.d..

Ondernemingskamer:

De Ondernemingskamer concludeert dat de GOR niet mocht afleiden uit de inhoud van de adviesaanvraag en de wijze van beantwoording van de vragen dat de Staat geen prijs stelde op een bredere advisering. Het stond de Staat vrij een onderscheid te maken tussen vragen met betrekking tot de personele gevolgen van het besluit en ‘andere vragen’. De Ondernemingskamer acht het denkbaar dat onderdelen van een politiek besluit zodanig verknoopt zijn met de personele gevolgen (“een zodanig onderdeel behelst dan als het ware –nagenoeg- in zichzelf dergelijke gevolgen”) dat een oordeel over de gevolgen van die onderdelen aan de hand van de norm van 26 lid 4 niet mogelijk is zonder die onderdelen van het besluit bij die oordeelsvorming te betrekken. Die onderdelen van een besluit kan de Ondernemingskamer dan ook betrekken bij zijn oordeel of bij afweging van alle belangen in redelijkheid tot het besluit gekomen had kunnen worden. Het is dan wel aan de GOR om zulks aan te voeren en dat heeft de GOR in zijn advies nagelaten.

Met betrekking tot het onderzoek naar alternatieven mag worden aangenomen dat de minister alternatieven heeft gewogen voordat hij met zijn besluit kwam, maar ook indien dat niet zo zou zijn geldt hier het politieke primaat. Wat niet wegneemt dat denkbaar is dat de personele gevolgen van een dergelijk besluit een rol spelen bij de beoordeling of de Staat bij afweging van de betrokken belangen tot het besluit had kunnen komen.

Vooropgesteld dat een besluit als dit, welk een verhoogd veiligheidsrisico voor het personeel mee kan brengen, alleen met beleid zal worden genomen. Daar komt bij dat de OK er van uit gaat dat een gedetineerde nimmer om capaciteitsredenen in een meermanscel zal worden geplaatst, maar dat bijvoorbeeld duidelijk zal moeten zijn dat de betrokken gedetineerde daartoe ook ‘geschikt’ wordt bevonden.

De GOR meent ook dat er geen garantie is voor de noodzakelijke personele uitbreiding. De OK stelt vast dat de GOR de Staat er aan mag houden dat de aangekondigde uitbreiding van de personele bezetting ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Niet gezegd kan dus worden dat de Staat bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen, waarbij nog een rol speelt dat er in de besluitvormingsprocedure is voorzien dat na drie maanden ervaring met de meermanscel een nadere toetsing van de nu genomen maatregelen zal plaatsvinden.
De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de GOR af.

DATUM UITSPRAAK: 3 juli 2003
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: GOR sector Gevangeniswezen / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: JAR 2003/208

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht