Faciliteiten OR
Uitspraak: Werken in deeltijd (2)

Uitspraak: Werken in deeltijd (2)

Is de vergoeding van alleen het kale uurloon voor de medezeggenschapsuren buiten de eigen werktijd van een deeltijder in strijd met het discriminatieverbod op grond van sekse en met het verbod van onderscheid naar arbeidsduur? (JAR 1999/165)

Uitspraak Kantonrechter Groenlo: Ja, die vergoeding is in strijd met deze discriminatieverboden. Deeltijders hebben recht op een volledige vergoeding van de medezeggenschapsuren buiten de eigen werktijd: vast uurloon, vakantietoeslag, winstuitkering en opbouw pensioen. 

Situatie:

X is in dienst van PTT Post BV als zaterdagbesteller en sinds 23 februari 1995 is zij lid van de onderdeelcommissie van de Ondernemingsraad. Zij verricht haar medezeggenschapswerk doorgaans op doordeweekse dagen. Op 26 oktober 1995 zijn in het Statuut Medezeggenschap gemaakte afspraken over medezeggenschap vastgelegd. Op grond van de regeling in dit Statuut heeft de deeltijdwerker voor wie de vergaderingen van het medezeggenschapsorgaan waarvan hij lid is in de regel buiten zijn werktijd vallen, recht op compensatie in tijd of op uitbetaling van het voor hem geldende uurloon. Tussen 1 maart 1995 en 1 juli 1996 heeft PTT Post de uren die X besteedde aan medezeggenschapswerk uitbetaald als "meeruren" in de zin van art. 14 CAO (over die meeruren vindt opbouw van vakantie en vakantie-uitkeringen plaats en deze uren tellen mee voor het bepalen van de berekeningsbasis voor doorbetaling tijdens ziekte). Bij brief van 20 juli 1996 werd X meegedeeld dat vanaf 1 juli 1996 door haar gemaakte extra uren in verband met medezeggenschapswerk overeenkomstig het Statuut uitsluitend op basis van een salaris per uur (dus zonder bijkomende secundaire arbeidsvoorwaarden) zouden worden vergoed. X stelt in dit geding dat sprake is van discriminatie op grond van geslacht en arbeidsduur en dat zij naast de betaling van het "kale" uurloon ook recht heeft op vakantietoeslag, winstuitkering, vakantie-uren, opbouw pensioen.

Kantonrechter: 

Beoordeeld dient te worden of toepassing van het Statuut per 1 juli 1996 op X, waardoor zij met ingang van die datum de uren die zij aan haar medezeggenschapswerk besteedt nog slechts het "kale" uurloon ontvangt, indirecte discriminatie oplevert op grond van geslacht. Vooropgesteld wordt dat compensatie in tijd of geld voor medezeggenschapswerk valt onder art. 7A:1637ij (oud) BW. Wanneer de medezeggenschapsactiviteiten worden verricht binnen de normale arbeidstijd van voltijdwerkers die lid zijn van een medezeggen-schapsorgaan doch buiten de individuele werktijd van deeltijdwerkers die lid zijn van een medezeggenschapsorgaan, ontvangen in dit geval deze deeltijdwerkers bij het zelfde aantal gewerkte uren een lagere totale bezoldiging dan voltijdwerkers, omdat ingevolge het Statuut de voltijdwerkers hun aanspraak op loon met emolumenten behouden, terwijl deeltijdwerkers uitsluitend aanspraak hebben op het kale uurloon. Toepassing van het Statuut treft meer vrouwen dan mannen, nu van het totaal aantal mannelijke werknemers 35,9% en van het totaal aantal vrouwelijke werknemers 91% in deeltijd werkten. Van het totaal aantal van 496 medezeggenschappers is 451 man en 45 vrouw. Van de mannen werkten 32 in deeltijd (7,1%) en van de vrouwen 40 (88%). De PTT maakt dus indirect onderscheid naar geslacht door toepassing van de regeling. PTT stelt deeltijdwerkers niet te willen bevoordelen boven voltijdwerkers. PTT kent geen extra vergoedingen toe aan voltijdwerkers voor medezeggen-schapswerk buiten werktijd, maar gelet op art. 17 lid 2 WOR mag worden aangenomen dat medezeggenschapswerk door voltijdwerkers binnen de normale werktijd worden verricht. Voor zaterdagbestellers is dat niet mogelijk. PTT voert weliswaar aan dat in de WOR geen loondoorbetalingsverplichting is getroffen voor medezeggenschapsactiviteiten verricht buiten de normale arbeidstijd, maar PTT kan het door haar beoogde doel van bevordering van deeltijdwerkers tot deelname aan de medezeggenschap niet bereiken door, met schending van art. 7A:1637ij (oud) BW aan hen minder te betalen, hoewel zij ook tot dat mindere op grond van de WOR niet wettelijk verplicht zou zijn. Na 1 november 1996 handelt PTT ook in strijd met art. 7:648 BW nu PTT door toepassing van het Statuut op X onderscheid maakt op grond van arbeidsduur. X heeft dus naast betaling van vast uurloon over medezeggenschapswerktijd, recht op betaling van vakantietoeslag, winstuitkering, vakantie-uren en opbouw pensioen. 

DATUM UITSPRAAK: 5 juli 1999 
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Groenlo 
NAAM PARTIJEN: X / PTT Post BV 
VINDPLAATS: JAR 1999/165

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht