Oprichting OR en verkiezingen
Uitspraak: Weigeren OR-kandidaat

Uitspraak: Weigeren OR-kandidaat

Kan de werknemer aangemerkt worden als een in de onderneming werkzame persoon en voldoet hij aan de in het OR-reglement genoemde termijn voor het passief kiesrecht? (20 februari 2007, niet gepubliceerd)

Uitspraak Bedrijfscommissie voor de Overheid: nee, hoewel de ambtenaar zijn aanstelling ook behield ten tijde van zijn wethouderschap was hij niet in de onderneming werkzaam en dat betekent dat hij niet voldoet aan de vereisten voor het passief kiesrecht.

Situatie:

Bij de ondernemer zijn verkiezingen uitgeschreven voor de OR. Een ambtenaar heeft zich kandidaat gesteld via de door de ACP, zijn vakbond, ingediende lijst. Op 5 oktober 2006 deelt de verkiezingscommissie aan de ACP mee dat de lijst niet voldoet aan de bij wet en reglement gestelde eisen: de kandidatuur van de ambtenaar is ongeldig, omdat hij niet zou voldoen aan de voorwaarde voor passief kiesrecht, te weten het gedurende ten minste 6 (aaneengesloten) maanden in de onderneming werkzaam zijn.

De ambtenaar vindt dat hij moet worden toegelaten op de kandidatenlijst, omdat hij voldoet aan de voorwaarden voor passief kiesrecht. Hij is gedurende ten minste 6 maanden (aaneengesloten) werkzaam is in de onderneming op basis van een publiekrechtelijke aanstelling. De OR legt het begrip ‘werkzaam’ te rigide uit. De ambtenaar is van 1994 tot 1 mei 2006 tijdelijk ontheven geweest van de uitoefening van zijn ambt als politiemedewerker, aangezien hij als wethouder ging werken. Voordien was hij 17 jaar werkzaam bij de (voorloper van de) ondernemer. In de periode 1 mei 2006 tot 1 november 2006 genoot hij onbetaald verlof. Vanaf 1 november 2006 is hij werkzaam in de basispolitiezorg. Hij meent dat hij op grond van artikel 1 lid 2 WOR moet worden aangemerkt als een in de onderneming werkzame persoon, aangezien hij ook gedurende de periode waarin hij wethouder was en de periode waarin hij onbetaald verlof heeft genoten, een publiekrechtelijke aanstelling als politieambtenaar had. 

Volgens de OR is terecht besloten dat de ambtenaar niet voldoet aan de vereisten voor het passief kierecht. Hij verrichtte vanaf 1994 tot 1 november 2006 geen feitelijke werkzaamheden binnen de onderneming. Artikel 1 lid 2 WOR jo art 5 lid 2 van het OR-reglement stellen 2 voorwaarden, te weten een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling en feitelijk werkzaam zijn in de onderneming (ten minste 6 maanden voorafgaande aan de verkiezingsdatum). De ambtenaar voldoet niet aan de 2e voorwaarde. 

Bedrijfscommissie:

Ter beoordeling is voorgelegd of de OR terecht heeft besloten om de ambtenaar niet toe te laten als kandidaat op de ACP-lijst, omdat art 1 lid 2 WOR en/of art 5 lid 2 van het OR-reglement zich daartegen zouden verzetten. De OR gaf aan dat de Bedrijfscommissie zijn besluit om de ambtenaar van de ACP-kandidatenlijst te schrappen slechts marginaal mag toetsen, omdat het zou gaan om een besluit dat door de OR is genomen op grond van artikel 5 lid 2 van zijn reglement. De Commissie kan deze zienswijze niet volgen. Artikel 5 lid 2 van het OR-reglement over het passief kiesrecht is een uitwerking van hetgeen in artikel 6 WOR is geregeld. In beide artikelen wordt gesproken over ‘in de onderneming werkzame personen’. Dit wetsbegrip is gedefinieerd in artikel 1 lid 2 WOR. Daar is vastgelegd wat voor toepassing van de WOR moet worden verstaan onder ‘in de onderneming werkzame personen’. Het gaat nu niet om de uitleg van een begrip / artikel dat zijn oorsprong heeft in het OR-reglement, maar om uitleg van een wetsbegrip. Een terughoudende toets van het OR-besluit is daarom niet aan de orde.

Artikel 1 lid 2 WOR bepaalt dat onder ‘in de onderneming werkzame personen’ moet worden verstaan: degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij (dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met) de ondernemer. Gelet op de tekst van het wetsartikel dient te zijn voldaan aan 2 voorwaarden: 1) de persoon moet werkzaam zijn in de onderneming en 2) er moet sprake zijn van een publiekrechtelijke aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst op basis waarvan de werkzaamheden worden verricht.

Gelet op de tekst van het wetsartikel dient – voor wat betreft de medewerker – te zijn voldaan aan 2 voorwaarden: 1) hij/zij moet werkzaam zijn in de onderneming en 2) er moet sprake zijn van een publiekrechtelijke aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst op basis waarvan de werkzaamheden worden verricht. Het begrip ‘in de onderneming werkzame personen’ kent derhalve 2 criteria, namelijk een juridisch en een feitelijk criterium. Deze dubbele maatstaf van werken in de onderneming en een publiekrechtelijke aanstelling met de ondernemer, is kennelijk een bewuste keuze van de wetgever geweest om het toepassingsgebied van de WOR beperkt te houden. De WOR is in 1971 opnieuw vastgesteld en sedertdien herhaaldelijk gewijzigd, waarbij geen wijziging is aangebracht in de begripsomschrijving (anders dan de invoeging van de voorwaarde van de publiekrechtelijke aanstelling, dit samenhangende met de invoering in 1995 van de WOR bij de overheid). Het gaat niet om een enigszins vergeten of verouderd stuk wetgeving, dat de Commissie de vrijheid zou geven een aanpassing zelfstandig tot stand te brengen.

Voor toepassing van artikel 5 lid 2 van het OR-reglement in relatie tot artikel 1 lid 2 WOR betekent dit het volgende. De wettekst laat slechts ruimte voor de conclusie dat in de situatie van de ambtenaar op de dag der verkiezingen niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor passief kiesrecht. De ambtenaar had weliswaar zijn aanstelling bij de ondernemer behouden, maar was gedurende een zeer lange periode van ruim 12 jaren voorafgaande aan de verkiezingen niet werkzaam in de onderneming. Hij is op 15 november 2006 pas 2 weken werkzaam in de onderneming. Daarom voldoet hij niet aan de in het reglement genoemde termijn voor passief kiesrecht, inhoudende dat de persoon die zich kandidaat stelt gedurende ten minste 6 (aaneengesloten) maanden in de onderneming werkzaam moet zijn op de dag van de verkiezingen.

DATUM UITSPRAAK: 20 ferbuari 2007
RECHTERLIJK COLLEGE: Bedrijfscommissie voor de Overheid
NAAM PARTIJEN: Eiser / OR Regiopolitie Fryslân
VINDPLAATS: niet gepubliceerd

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht