Uitspraak: Verzelfstandiging kliniek (1)
Is het redelijk dat het besluit tot verzelfstandiging van de kliniek automatisch leidt tot het einde van de ambtelijke status van de medewerkers en betekent dit dat de OR hierover ook advies gevraagd had moeten worden? (ARO 2005/137, JAR 2005/231)
Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, het is niet aannemelijk gemaakt dat de keuze van het besluit zondermeer met zich meebrengt dat ook de rechtspositie van de medewerkers verandert.
Situatie:
De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel vindt in rijksinrichtingen en particuliere inrichtingen plaats. Nederland kent drie rijksinrichtingen, waarvoor de groepsondernemingsraad is ingesteld, waaronder de Dr. S. van Mesdagkliniek valt en vijf particuliere inrichtingen. Vanaf 2000 is Justitie bezig te onderzoeken of de rijksinrichting niet beter een particuliere inrichting kan worden. Op 18 november 2003 heeft de minister van Justitie het principe besluit genomen dat de Van Mesdagkliniek verzelfstandigd kan worden.
De GOR en de OR hebben daarop aan de bestuurders laten weten dat zij, geplaatst tegen de achtergrond van de al langlopende besluitvormingstrajecten over verzelfstandiging van de Van Mesdagkliniek, het besluit van 18 november 2003 voor advies had moeten worden voorgelegd aan de GOR/OR. Daarom hebben zij beroep bij de Ondernemingskamer ingesteld. Na overleg tussen de Staat en de GOR en de OR, is het op 17 november 2003 bij de Ondernemingskamer ingediende verzoekschrift van de GOR en de OR ingetrokken. Daarbij was van belang dat de enkele keuze voor de rechtsvorm van de verzelfstandigde kliniek niet meebrengt dat de status van de medewerkers wijzigt. Op 4 april 2005 heeft de bestuurder de GOR en de OR laten weten dat de minister van Justitie op 29 maart 2005 het besluit heeft genomen om de Van Mesdagkliniek per 1 januari 2006 ‘volledig te verzelfstandigen tot een particuliere tbs kliniek’ . Op 19 april 2005 hebben de GOR en de OR opheldering gevraagd over de precieze inhoud van het besluit van de minister van 29 maart 2005. Zij vragen onder meer of dat besluit ook al een definitieve keuze bevat ten aanzien van het vervallen van de ambtelijke status van de medewerkers. In het antwoord van 27 april 2005 wordt onder meer bericht dat van de overgang van rechtspositieregeling geen sprake is en het besluit niet is ingegeven door personele motieven of achtergronden. Verder wordt nog bericht dat het besluit geen enkel element gericht op regeling van de rechtspositie van het personeel bevat, maar wel dat er aan het besluit inherente personele gevolgen zijn die vooralsnog van rechtswege uitsluitend bestaan in het van toepassing worden van de reorganisatiebepalingen in het ARAR.
Volgens de OR en de GOR houdt het besluit ook in dat de ambtelijke status van de huidige medewerkers vervalt en dat de Staat op grond van artikel 46d sub b WOR daarover advies had moeten vragen aan de GOR dan wel de OR.
Ondernemingskamer:
Allereerst dient duidelijk te zijn wat het besluit nu precies inhoudt. De Staat heeft in dit opzicht geen duidelijk standpunt ingenomen. De door de GOR en de OR gestelde vraag of het besluit ook al een definitieve keuze bevat ten aanzien van het vervallen van de ambtelijke status wordt in feite niet beantwoord. Dat reorganisatiebepalingen van het ARAR wel van toepassing worden bij het overdragen van de taken door de Van Mesdagkliniek aan een private rechtspersoon is juist. Met het overdragen van die taken vervallen immers de taken van de huidige medewerkers van de Van Mesdagkliniek. Er wordt impliciet van uitgegaan dat de nu bij de Van Mesdagkliniek werkzame personen als vanzelf mee overgaan naar de bedoelde private rechtspersoon, en daardoor de ambtelijke status verliezen, maar niet valt in te zien dat van een zodanig automatisme sprake zou zijn. Het is voor de GOR en de OR van groot belang te weten of medewerkers die in het kader van de reorganisatiebepalingen van het ARAR mee over kunnen en willen gaan al of niet hun ambtelijke status verliezen en of met het besluit hierover al is beslist. Hierover is nog geen duidelijk ontstaan. De Ondernemingskamer zal de Staat in de gelegenheid stellen zich op dit punt nader uit te laten.
De keuze voor een stichtingsvorm, die niet aan de definitie van een overheidsstichting voldoet, brengt niet zonder meer met zich mee dat in een zodanige stichting niet door ambtenaren gewerkt kan worden. In geval de Staat aangeeft dat met het besluit inderdaad vaststaat dat bij de op te richten stichting slechts op basis van arbeidsovereenkomsten zal kunnen worden gewerkt en dat daarin niet mede sprake zal kunnen zijn van gedetacheerde ambtenaren, wordt de Staat verzocht toe te lichten op welke gronden dat verband houdt met de publiekrechtelijke vaststelling van taken respectievelijk met het beleid ten aanzien van die taken of de uitvoering van die taken. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De Ondernemingskamer stelt de Staat in de gelegenheid zich schriftelijk uit te laten waarop de GOR en de OR schriftelijk mogen reageren. De Ondernemingskamer houdt iedere verdere beslissing aan.
DATUM UITSPRAAK: 22 juli 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Dr. S. van Mesdagkliniek / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: ARO 2005/137, JAR 2005/231
Advokatenkollektief Utrecht