Procedure instemmingsrecht
Uitspraak: Vervangende toestemming (3)

Uitspraak: Vervangende toestemming (3)

Kan de werkgever in een Kort Geding vervangende toestemming krijgen voor een overwerkregeling? (ROR 2001, nr. 28)

Uitspraak Kantonrechter Sittard: Nee, de kantonrechter kan volgens artikel 116 Rv alleen een voorlopige oordeel geven en het toe- of afwijzen van de vordering van de werkgever zou dan een te vergaande beslissing zijn. 

Situatie: 

De ondernemer en de ondernemingsraad hebben over de eindassemblagelijn voor Volvo's en Carisma's, waar twee ploegen van ongeveer 750 man ieder werkzaam zijn, overeenstemming bereikt over vaste werktijden voor de twee ploegen. Daarbij werd afgesproken dat NedCar gedurende maximaal 8 diensten per jaar betaald verlof zou geven ("min-flextijd") in ruil voor :
a. maximaal 8 zaterdagdiensten (= 4 per ploeg) en 
b. verlenging van de middagdienst met maximaal één uur. 
Volgens de afspraak worden deze flexinstrumenten slechts met instemming van de ondernemingsraad ingezet, maar de feitelijke invulling ervan wordt grotendeels overgelaten aan een zgn. Werktijdencommissie die uit 9 leden bestaat, waarvan 5 door de ondernemingsraad en 4 door de directie worden aangewezen. Met het oog op de reeds eind 2000 voorziene productiepiek werd de OR op 25 juni 2001 verzocht in te stemmen met het door de Werktijdencommissie gedane voorstel dat inhield:
a. inhaalzaterdagen in de weken 33, 34, 36, 37, 39 en 40 ( totaal 6 zaterdagen, = 3 per ploeg) en 
b. verlengde middagdiensten in de weken 33 t/m 41 (in totaal 9 X 4 = 36 diensten, dus 18 per ploeg). 

De OR stemde uiteindelijk in met de inhaalzaterdagen, maar onthield zijn instemming aan de verlengde middagdiensten. Daarop vroeg NedCar bij brief van 5 juli 2001 aan de Bedrijfscommissie om te bemiddelen. De Bedrijfscommissie bleek echter niet in staat om voor september te bemiddelen. NedCar dat belang had bij een beslissing op korte termijn, vorderde daarop in een art. 116 Rv-procedure bij de kantonrechter dat bij wijze van voorlopige voorziening haar toestemming zal worden gegeven om in de weken 33 t/m 41 tijdens verlengde middagdiensten te laten doorwerken.

Kantonrechter: 

Nu de Bedrijfscommissie het tot begin september 2001 laat afweten ligt het in de rede dat NedCar middels deze procedure een oordeel over het geschil met de ondernemingsraad tracht te krijgen. NedCar heeft een duidelijk spoedeisend belang. Daarom is er geen reden voor niet-ontvankelijkheid wegens het in strijd met het voorschrift van art. 36 WOR ontbreken van het advies van de Bedrijfscommissie. Het toe- of afwijzen van de vordering van NedCar zou in feite leiden tot een constitutieve beslissing. Het economisch belang van NedCar is weliswaar absoluut gebaat bij zo'n (toewijzende) beslissing, maar de kantonrechter zou dan een veel verder gaande beslissing nemen dan een voorlopig oordeel, waarvoor de wetgever de art. 116 Rv-procedure in het leven heeft geroepen. NedCar wordt daarom op deze grond niet-ontvankelijk verklaard. 

Ten overvloede het volgende: Nu de OR, door NedCar niet bestreden, heeft gesteld dat de "werkvloer" grote bezwaren heeft tegen de door NedCar voorgestelde verlenging van de middagdiensten, is het onthouden van goedkeuring aan dit voorstel reeds hierom niet onredelijk. Daarnaast heeft de OR een alternatieve, door de ondernemer verworpen, oplossing aangedragen, waarvan de kantonrechter vooralsnog van oordeel is dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat de door de ondernemer gestelde daarmee gepaard gaande organisatorische problemen van dien aard zijn dat het alternatief zonder meer terzijde gesteld dient te worden. Het moge duidelijk zijn dat NedCar vanwege bedrijfsorganisatorische redenen het meest gebaat is bij de door haar voorgestelde oplossing, maar het is heden ten dage hier te lande nu eenmaal zo dat er ook zoiets bestaat als het ondernemingsrisico. De kantonrechter vermag niet in te zien waarom NedCar er vanuit mocht gaan dat de OR zonder meer met het voorstel tot verlenging van de middagdiensten akkoord zou gaan, alleen omdat de voltallige Werktijdencommissie met het voorstel had ingestemd. Een dergelijke gedachtegang maakt het instemmingsrecht van de ondernemingsraad immers illusoir. 

DATUM UITSPRAAK: 13 juli 2001
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Sittard 
NAAM PARTIJEN: Netherlands Card B.V / Ondernemingsraad van Netherlands Car B.V. 
VINDPLAATS: 
ROR 2001, nr. 28

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht