Uitspraak: Vervangende toestemming
Kan de ondernemer vervangende toestemming aan de kantonrechter vragen in een OR-procedure? (ROR1993/22)
Uitspraak Kantonrechter Den Haag: Nee, de ondernemer kan dat niet in de OR-procedure vorderen en de bedrijfscommissie passeren. (art. 27 lid 4 WOR)
Situatie:
De ondernemer legde een voorstel voor een nieuwe regeling betreffende de werktijden en beloningssystematiek voor de werknemers van de postkamer ter instemming aan de OR voor. Omdat de OR de onregelmatigheidstoeslag niet gekoppeld wilde zien aan eventueel overwerk stemde de OR niet met dit voorstel in. De ondernemer nam echter toch een definitief besluit inzake de nieuwe regeling betreffende de werktijden en het beloningssysteem. De OR beriep zich op de nietigheid van dit besluit en verzocht de ondernemer geen uitvoering hieraan te geven. De ondernemer deed dat toch.
De Bedrijfscommissie meende dat de OR terecht een beroep op de nietigheid had gedaan en adviseerde hernieuwd overleg. Toen de ondernemer dit weigerde verzocht de OR aan de kantonrechter voor recht te verklaren dat het besluit nietig is en de ondernemer te veroordelen tot intrekking van dat besluit, de uitvoering daarvan ongedaan te maken en de ondernemer te verplichten alsnog aan de OR instemming met een nieuwe regeling te vragen. Bij het eerste verweer voor de kantonrechter verklaarde de ondernemer zijn besluit en de uitvoering daarvan te hebben ingetrokken en aan de OR een nieuw voorstel dienaangaande ter instemming te hebben voorgelegd, zodat de grondslag aan het verzoek van de OR is komen te vervallen. Daarop vroegen partijen uitstel van behandeling. Op een aantal punten werd alsnog overeenstemming bereikt, maar de OR onthield zijn instemming aan een bepaald punt in het nieuwe voorstel. De ondernemer achtte het niet instemmen met dit punt onredelijk en verzocht bij voortzetting van de behandeling aan de kantonrechter om ten aanzien daarvan vervangende toestemming te verlenen.
Kantonrechter:
Het verzoek van de OR moet worden afgewezen. Gebleken is namelijk dat de ondernemer de gewraakte regeling heeft ingetrokken. Blijkbaar zijn de OR en de ondernemer nog steeds in onderhandeling, maar het oorspronkelijke voorstel van de ondernemer, waartegen het verzoekschrift van de OR zich richtte, is van de baan.
Het verzoek van de ondernemer om vervangende toestemming als bedoeld in art. 27 lid 4 WOR kan niet tevens in deze procedure worden behandeld. De ondernemer moet eerst griffierechten betalen, laten weten of het nieuwe verzoek al voor bemiddeling en advies aan de bedrijfscommissie is voorgelegd en de OR in de gelegenheid stellen op het verzoekschrift te reageren.
DATUM UITSPRAAK: 5 november 1992
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Den Haag
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Productschap voor zuivel / Productschap voor zuivel
VINDPLAATS: ROR 1993/22; OR-informatie 6 oktober 1993, p.44.
Advokatenkollektief Utrecht