Reorganisatie
Uitspraak: Verlies arbeidsplaatsen (1)

Uitspraak: Verlies arbeidsplaatsen (1)

Is het besluit tot reorganisatie kennelijk onredelijk als de OR niet de garantie krijgt dat er geen gedwongen ontslagen zullen volgen? (JAR 1993/175)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, dit besluit van de ondernemer is niet kennelijk onredelijk. De OR heeft in het advies niet voldoende onderbouwd dat het onredelijk is dat deze garantie niet wordt gegeven. Het uitgangspunt van de ondernemer is gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te vermijden. Personeelsreductie die nu nodig is, wordt pas in de toekomst gerealiseerd. (art. 25 WOR; art. 26 lid 5 WOR) 

Situatie: 

Omdat er sprake is van overcapaciteit wil Shell komen tot een zgn. wensorganisatie met een wensbezetting voor Moerdijk. De ondernemer heeft in eerste instantie aan de OR meegedeeld dat advies gevraagd zal worden met betrekking tot het voornemen een wensorganisatie/wensbezetting vast te stellen en dat instemming gevraagd zal worden over het pakket van maatregelen dat bij de uitvoering van deze reorganisatie hoort. Daarop is overleg gevolgd tussen de ondernemer en twee commissies van de OR. Hierna ontving de OR een adviesaanvraag betreffende de wensorganisatie/wensbezetting waarbij werd aangegeven dat het pakket van maatregelen, waarvoor instemming zou worden gevraagd, bij nader inzien werd beschouwd als een integraal onderdeel van de adviesaanvraag, omdat het voorziet in de gevolgen die het voorgenomen besluit zal hebben. De OR ging in zijn advies akkoord met de voorgestelde reorganisatie, onder de voorwaarde dat bij de voorgenomen personeelsreductie geen gebruik gemaakt zal worden van gedwongen outplacement en/of gedwongen ontslag. De OR achtte de reductie van het aantal arbeidsplaatsen onvoldoende onderbouwd. Wat betreft het pakket maatregelen meende de OR dat het ging om een instemmingsplichtige regeling op het gebied van het ontslag-en/of overplaatsingsbeleid. De OR onthield zijn instemming aan deze maatregelen omdat enerzijds gedwongen ontslag niet werd uitgesloten en anderzijds geen sprake was van duidelijke objectieve criteria die gehanteerd zouden worden bij het overtollig verklaren van personeel. De ondernemer deelde zijn besluit aan de OR mee en gaf aan dat uitgangspunt is dat gedwongen ontslagen tot het uiterste vermeden zullen worden, hoewel gedwongen ontslag in een individueel geval niet uitgesloten kan worden. De OR ging in beroep.

Ondernemingskamer: 

Het had op de weg van de OR gelegen zijn bezwaar dat de omvang van de noodzakelijke personeelsreductie onvoldoende door de ondernemer was gemotiveerd, nader te onderbouwen. Het excuus van de OR dat hij daar door tijdnood niet aan toe gekomen was treft geen doel omdat de OR tijdig bij de voorbereiding van de adviesaanvraag was betrokken. Dit bezwaar wordt dus verworpen. De stelling dat de ondernemer onredelijk handelt door niet toe te willen zeggen dat geen sprake zal zijn van gedwongen outplacement en/of ontslag is onvoldoende onderbouwd, hoewel de OR ruimschoots daartoe in de gelegenheid was, nu hij al in een vroeg stadium bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest. Mede omdat de ondernemer er naar streeft de op dit moment reeds noodzakelijk geachte personeelsreductie eerst in het midden van 1995 te realiseren en daarbij als uitgangspunt heeft genomen gedwongen ontslagen en/of gedwongen outplacement te voorkomen, zonder dit echter te garanderen, is het besluit op die grond niet kennelijk onredelijk. Daargelaten of het pakket maatregelen een regeling bevat als bedoeld in art. 27 lid 1 WOR, maken die maatregelen het besluit niet kennelijk onredelijk. Wijst verzoek af.

DATUM UITSPRAAK: 24 juni 1993
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Shell Nederland Chemie BV, vestiging Moerdijk / Shell Nederland Chemie BV 
VINDPLAATS: JAR 1993/175; ROR 1994/6; SR 1993, blz. 214

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht