Verhuizing
Uitspraak: Verhuizing of verbouwing

Uitspraak: Verhuizing of verbouwing

Is het besluit tot verhuizing kennelijk onredelijk omdat bij de adviesaanvraag de eerder voorgenomen- en door de OR positief geadviseerde- verbouwing als alternatief is uitgesloten? (ROR 2001/16)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de ondernemer had aan de OR de resultaten van een afweging tussen verbouwing en verhuizing moeten voorleggen.

Situatie:

Het Kadaster oefent in Amsterdam zijn werkzaamheden uit in een pand aan de Prins Hendrikkade 33. In 1999 heeft het Kadaster besloten het pand te verbouwen. Doelstelling van de verbouwing was het pand geschikt te maken voor het geïntegreerd werken in teams, tot een goede klimaatbeheersing te komen en de receptie aan de gestelde eisen te laten voldoen. Op 10 mei 2000 is het "Voorlopig ontwerp Verbouwing kantoorgebouw Kadaster Amsterdam" ter advisering aan de OR voorgelegd. Tijdens de overlegvergadering van 14 juni 2000 heeft de OR positief geadviseerd, waarna de voorbereidingen voor de verbouwing, die was gepland in de periode december 2000/maart 2001, zijn gestart. Per 1 augustus 2000 trad de nieuwe directeur in dienst. Op 2 november 2000 schreef hij aan de OR dat de verbouwing geen doorgang zou vinden. De directeur vroeg tevens aan de OR advies over het voorgenomen besluit om te verhuizen. Het nieuwe pand zou moeten voldoen aan alle eisen die de uitoefening van de kerntaken stelt en aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Arbeidsomstandighedenwet. De OR meende dat het besluit om het pand aan de Prins Hendrikkade te verlaten niet was gemotiveerd en vroeg de bestuurder om alsnog een motivering daarvan. Op 21 november 2000 scheef de bestuurder aan de OR dat de argumenten zich niet richten op de vraag waarom de verbouwing niet doorgaat. Het vertrekpunt is het besluit van de Raad van Bestuur om niet meer in het pand aan de Prins Hendrikkade te investeren. "Gegeven het besluit om niet te verbouwen en niet in dit pand te investeren, is de overweging niet te verhuizen en in dit pand gehuisvest te blijven geen reëel alternatief." 

Op 1 december 2000 heeft de OR een negatief advies uitgebracht, omdat hij de motivering van het besluit onvoldoende achtte. De noodzaak tot verhuizen werd in de adviesaanvraag gebaseerd op dezelfde argumenten die destijds aanleiding waren om tot verbouwing te besluiten. Op geen enkele wijze was gemotiveerd waarom de voorziene verbouwing niet zou voldoen aan de doelstellingen. Bovendien was niet aangegeven welke deze doelstellingen zijn en welke de meerkosten zijn van een verbouwing die wel aan de doelstellingen zou voldoen. Hij stelde voor het huurcontract met vijf jaar te verlengen en de komende vijf jaar te gebruiken om zorgvuldig te zoeken naar andere huisvesting. Op 11 december 2000 besloot de bestuurder tot verhuizing. In dit besluit wordt een afweging gegeven tussen enerzijds de kosten van de verbouwing en anderzijds de kosten van de verhuizing. De OR ging in beroep.

Ondernemingskamer: 

De OR heeft terecht naar voren gebracht dat een aantal argumenten waarmee de bestuurder zijn besluit van 11 december 2000 heeft gemotiveerd, niet bij de adviesaanvraag aan de orde zijn geweest zodat de OR die argumenten in zijn advies niet heeft kunnen meewegen. Uitgangspunt is dat het de ondernemer vrij stond om, als gevolg van gewijzigd inzicht, het besluit tot verbouwing te heroverwegen en vervolgens een voorgenomen besluit om (toch) te verhuizen ter advisering voor te leggen. Het stond hem daarbij echter niet vrij om in het kader van de nieuwe besluitvorming de mogelijkheid van de -eerder goedgekeurde- verbouwing bij voorbaat als alternatief uit te sluiten. 

Gegeven de eerdere advisering en besluitvorming had de ondernemer aan de OR de resultaten van een afweging tussen verbouwing enerzijds en verhuizing anderzijds moeten voorleggen. Daarbij hadden de financiële gevolgen, de cultuur binnen de onderneming en dergelijke aan de orde kunnen komen en zouden de beweegredenen van de ondernemer voor het voorgenomen besluit tot verhuizing duidelijk zijn geworden. De in het besluit zelf gegeven redengeving is te laat gekomen. Aan een zinvolle afweging tussen de alternatieven staat ook nu niet zonder meer in de weg dat de termijn van het huurcontract binnenkort afloopt. Nu partijen het erover eens zijn dat voortgezet gebruik zonder verbouwing van het pand niet reëel is, zou de beslissing om niet meer in het pand te investeren in feite mee brengen dat de beslissing om te verhuizen in feite al was genomen, zodat het advies niet meer van wezenlijke invloed kon zijn. Dat de bestuurder door de Raad van Bestuur voor een voldongen feit werd gesteld doet hieraan niets af. 

De ondernemer moet het besluit intrekken en de gevolgen daarvan ongedaan maken.

 

DATUM UITSPRAAK: 20 februari 2001 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Kadaster Directie Noord-West/ Kadaster Directie Noord-West
VINDPLAATS: ROR 2001, nr. 16

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht