Faciliteiten OR
Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (5)

Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (5)

Zijn de kosten van de door de OR ingeschakelde deskundige redelijkerwijs noodzakelijk voor zijn taakvervulling, als de OR zijn vragen ook aan de door de COR ingeschakelde deskundige had mee kunnen laten nemen? (JAR 2006/189)

Uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch: ja, de ondernemer miskent dat deze mogelijkheid onverlet laat, dat de OR een zelfstandige bevoegdheid heeft om een externe deskundige te raadplegen. 

Situatie:

Dumeco BV (moedermaatschappij) heeft advies gevraagd aan haar Centrale Ondernemingsraad (COR) inzake voorgenomen wijzigingen in het concern. Onderdeel daarvan is sluiting van Dumeco Weert BV . In verband hiermee wil de OR een externe deskundige inschakelen en heeft de ondernemer verzocht hiermee in te stemmen. Dumeco BV en de ondernemer willen echter de kosten van de externe deskundige niet dragen. Partijen komen er niet uit. De Kantonrechter heeft het verzoek van de OR om bekostiging door de ondernemer van de externe deskundige bij beschikking van 17 oktober 2005 (JAR 2005 279) toegewezen.

Hof:

Volgens de OR komen de onderhavige kosten ingevolge artikel 22 WOR voor rekening van de ondernemer, omdat deze redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taak. Immers, de door Dumeco BV voorgenomen besluiten zijn van groot belang voor zijn achterban, de hoogte van de kosten is zeer acceptabel en de financiële draagkracht van de onderneming is groot. De ondernemer vindt dat de adviesaanvraag over de herstructurering een zaak van gemeenschappelijk belang is, die door de COR moet worden behandeld. Ingevolge artikel 35 lid 2 WOR gaat dan de adviesbevoegdheid over naar de COR en raakt de OR zijn bevoegdheid over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang kwijt (ook de bevoegdheid een externe deskundige in te schakelen). Daarbij had de door de COR ingeschakelde deskundige de vragen van de OR kunnen meenemen. De kosten van de door de OR ingeschakelde deskundige zijn dus niet redelijkerwijs noodzakelijk voor zijn taakvervulling. Het Hof overweegt dat krachtens artikel 22 lid 1 WOR de kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn ter vervulling van de taak van de OR ten laste van de ondernemer komen. Uit de parlementaire stukken (TK 1987/1988 20 583 nr. 3 = MvT) blijkt dat daarbij in aanmerking moet worden genomen (a) belang en aard onderwerp waarvoor de deskundige wordt uitgenodigd, (b) hoogte kosten en (c) financiële draagkracht ondernemer.

Ad a: de OR heeft met betrekking tot de sluiting van de onderneming een externe deskundige ingeschakeld om te onderzoeken of (1) de adviesaanvraag thuishoort bij de COR of bij de OR en (2) indien de adviesaanvraag thuishoort bij de COR wat dan de positie van de OR is in dit traject en welke juridische mogelijkheden hij nog heeft. Het betreft de voorvraag wat de OR binnen de uitoefening van zijn eigen taakvervulling als behartiger van belangen van bij de ondernemer werkzame personen kan doen met het oog op de voorgenomen sluiting en de daarmee gepaard gaande gedwongen overplaatsingen of gedwongen ontslagen. De ondernemer gaat er ten onrechte aan voorbij dat deze voorvraag – in tegenstelling tot de voorgenomen sluiting van de ondernemer – geen aangelegenheid van gemeenschappelijk belang is. Dit betekent dat deze voorvraag, gelet op artikel 35 lid 1 WOR, niet behandeld moet worden door de COR. Dit brengt mee dat de bevoegdheid om daarover op grond van artikel 16 WOR aan een externe deskundige vragen te stellen krachtens artikel 35 lid 2 WOR niet overgaat van de OR naar de COR. Voor zover de ondernemer heeft betoogd dat de OR zijn vragen had kunnen stellen aan de deskundige van de COR, miskent zij dat deze mogelijkheid onverlet laat dat de OR alsnog zijn zelfstandige bevoegdheid om een externe deskundige te raadplegen benut. In de gegeven omstandigheden was het voor de vervulling van de taak van de OR redelijkerwijs noodzakelijk een externe deskundige in te schakelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het antwoord op vraag 1 niet eenduidig te geven is. Met betrekking tot de onder 2 gegeven vraag merkt het Hof op dat van een OR redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat hij een dergelijke specifieke kennis bezit. Gelet op de op het spel staande grote belangen van de werknemers van de ondernemer, brengt het ontbreken van dergelijke specifieke kennis mee dat de OR zich over zijn positie en/of zijn juridische (on)mogelijkheden in dit traject behoort te informeren, om zijn taak (behartigen belangen werknemers) zo goed mogelijk te vervullen. 

Ad b: in het midden kan blijven of de OR aan de ondernemer een voorafgaande kostenopgave heeft gedaan conform artikel 22 lid 2 WOR. Immers, deze regel beoogt de ondernemer te beschermen tegen onredelijk hoge kosten, welk te beschermen belang, gelet op de hoogte van de in rekening gebrachte kosten ad € 2.004,71 niet in het geding is. 

Ad c: de financiële draagkracht van de ondernemer is groot, althans vormt geen beletsel om haar conform art 22 lid 1 WOR met voormelde kosten te belasten. 

Het Hof concludeert dat de kosten van de door de OR ingeschakelde externe deskundige ten laste van de ondernemer komen. 

DATUM UITSPRAAK: 30 juni 2006
RECHTERLIJK COLLEGE: Hof 's-Hertogenbosch
NAAM PARTIJEN: Dumeco Weert BV / OR Dumeco Weert BV
VINDPLAATS:JAR 2006/189

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht