Faciliteiten OR
Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (3)

Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (3)

Moet de ondernemer de advieskosten en de kosten van de juridische ondersteuning van de OR vergoeden? (JAR 2005/589)/

Uitspraak Kantonrechter: Nee, de OR wordt in deze procedure conform artikel 36 lid 3 van de WOR niet ontvankelijk verklaard omdat de OR niet vooraf schriftelijk de bemiddeling van de Bedrijfscommissie heeft gevraagd. 

Situatie:

De ondernemer heeft in het najaar van 2004 een adviesaanvraag ingediend bij de OR over het voorgenomen besluit om tot sluiting van het Contact Center te Heerlen over te gaan. Daarbij heeft de OR zich laten bijstaan door een organisatieadviseur en is hij juridisch ondersteund. Tijdens de onderhandelingen met de vakbond over een sociaal plan is onder meer de vraag aan de orde geweest of een CAO van toepassing zou (kunnen) zijn. Aan die vraag is op dat moment geen aandacht besteed. Vervolgens is op 22 november 2004 een Sociaal Plan tot stand gekomen. Vanwege de sluiting van het Contact Center per 1 april 2005 is door de ondernemer bij de kantonrechter een aantal verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een aantal leden van de OR ingediend. De gemachtigden van deze OR-leden laten weten dat zij, in overleg met de vakbond en de OR zelf, op korte termijn de voorzieningenrechter willen vragen om een uitspraak te doen op de vraag of de CAO voor de Elektrotechnische detailhandel van toepassing is. De OR heeft de ondernemer gevraagd om te bevestigen dat hij de kosten daarvan voor zijn rekening zal nemen. De ondernemer heeft de OR bij brief van 17 januari 2005 laten weten geen budget voor verdere bijstand en juridische advisering ter beschikking te willen stellen. De OR heeft op dezelfde dag, 17 januari 2005, een procedure aangespannen op grond van artikel 36 WOR en de kantonrechter verzocht om de werkgever op te dragen om de advieskosten van de OR te vergoeden en in te staan voor de kosten van de te voeren proefprocedure. De OR stelt zich op het standpunt dat hij ontvankelijk is in verband met het spoedeisend karakter van het verzoek. Deze spoedeisendheid is volgens de OR daarin gelegen dat het mandaat van de OR afloopt, nu uiterlijk op 1 april 2005 het Contact Center te Heerlen zal sluiten. Daarmee eindigen de arbeidsovereenkomsten van de OR-leden en zal de OR worden ontbonden. Voorts is de OR voornemens om op korte termijn een kort geding te starten waarin de toepasselijkheid van de CAO voor de Elektrotechnische detailhandel ter discussie staat. Dat geding dient in de loop van februari aanhangig gemaakt te worden teneinde vóór 1 april 2005 een uitspraak te kunnen verkrijgen. Alvorens dat kan gebeuren dient de OR echter duidelijkheid te verkrijgen over de daarmee gemoeide proceskosten en dient de OR over (financiële) informatie te beschikken van de ondernemer. Zolang de ondernemer aan de OR financiële middelen en informatie onthoudt is de OR feitelijk niet in staat om een kort geding te starten.

Kantonrechter:

Op grond van artikel 36 lid 3 van de WOR is een verzoek als het onderhavige niet ontvankelijk indien de verzoeker niet vooraf schriftelijk de bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft gevraagd. Vaststaat dat de OR de bedrijfscommissie die bemiddeling niet heeft gevraagd. De argumenten van de OR op grond waarvan die procedure bij de bedrijfscommissie in deze situatie kon worden gepasseerd, overtuigen niet. De wetgever heeft er niet voor niets voor gekozen om, voorafgaand aan een formele en kostbare procedure als deze, de bedrijfscommissie een bemiddelingspoging te laten verrichten. In deze zaak heeft de OR niet naar voren gebracht, dat op voorhand moest worden verwacht dat een dergelijke bemiddelingspoging gedoemd was te mislukken. Verder is het zo dat de toepasselijkheid van de CAO al tijdens de totstandkoming van het Sociaal Plan in oktober/november 2004 aan de orde is geweest en de OR omstreeks die tijd ook wist dat de ondernemer het voornemen had om het Contact Center per 1 april 2005 te sluiten. Onder die omstandigheden had van de OR een actievere houding mogen worden verwacht, zeker nu hij op dat moment beschikte over juridische bijstand. Verder had de OR zich, toen op zijn brief d.d. 24 december 2004 met het verzoek om in te staan voor de advieskosten, geen (positieve) reactie kwam van de ondernemer zich zelfs nog op de datum van indiening van dit verzoekschrift tot de bedrijfscommissie kunnen richten met het verzoek om bij de advisering de nodige spoed te betrachten. De aan de bedrijfscommissie ex artikel 36 lid 3 van de WOR gegunde termijn van twee maanden geldt immers als een maximale termijn en behoeft niet in de weg te staan dat de bedrijfscommissie haar advies eerder uitbrengt. Het achterwege blijven van een reactie van de ondernemer over de bereidheid om (g)een budget ter beschikking te stellen voor de kosten van juridische bijstand in het kader van de latere CAO-discussie, neemt de eigen verantwoordelijkheid van de OR om op korte termijn daarover uitsluitsel te krijgen niet weg. De OR heeft zich vanaf november 2004 tot de bedrijfscommissie kunnen wenden en kan zich door (nalaten) te handelen, zoals hierboven omschreven, geen rechtstreekse toegang tot de kantonrechter verschaffen en aldus de door de wetgever voorgeschreven vóórprocedure bij de bedrijfscommissie doorkruisen.

De kantonrechter verklaart de OR niet ontvankelijk in zijn verzoek.

DATUM UITSPRAAK: 16 februari 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Heerlen
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Contact Center Europe Sony e-Solutions BV / Sony e-Solutions BV
VINDPLAATS: JAR 2005/589 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht