Faciliteiten OR
Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (2)

Uitspraak: Vergoeding kosten deskundige (2)

Heeft de bestuurder terecht bezwaar gemaakt tegen de kosten van de juridische deskundige die de OR meende nodig te hebben bij de adviesaanvraag voor de aanschaf van 11 bussen? (JAR 2004/215)

Uitspraak Kantonrechter: Ja; de OR kon vasthoudend aan zijn reeds door de OK juist bevonden standpunt, zelfstandig de vragen over de investering en zijn negatieve advies formuleren, waarvoor redelijkerwijs gesproken geen jurist aan te pas hoefde te komen. 

Situatie: 

De ondernemer heeft in verband met haar voornemen te gaan investeren in 11 nieuwe bussen de OR op 22 januari 2004 om advies gevraagd en verzocht voor 31 januari 2004 te adviseren. Op 12 februari 2004 adviseert de OR negatief. Novio heeft vervolgens het besluit tot investering genomen en daarop heeft de OR zich op 10 maart 2004 tot de Ondernemingskamer gewend. Novio heeft daarop haar besluit ingetrokken en de OR andermaal om advies gevraagd over de vervangingsinvestering. De OR heeft daarna zijn verzoek bij de Ondernemingskamer ingetrokken en Novio laten weten dat hij bij het gevraagde advies gebruik wilde maken van een extern deskundige. Voor de kosten van deze bijstand is een offerte gedaan. Bij brief van 22 maart 2004 heeft Novio laten weten niet akkoord te gaan met deze kosten. 

Bij brief van 30 maart 2004 heeft de OR de bedrijfscommissie voor het wegvervoer gevraagd te adviseren dat het aan de OR is om te bepalen wie hij uitnodigt in een vergadering en dat de kosten daarvan in dit geval redelijkerwijs nodig zijn. Bij brief van 17 mei 2004 heeft de bedrijfscommissie als volgt geadviseerd: "Onze commissie deelt de reactie van de ondernemer dat dit ten algemene niet door ons kan worden gesteld. Aan uw verzoek zullen wij dan ook niet voldoen. U vraagt ons niet om een standpunt ten aanzien van het gespecificeerde geval. Ongevraagd willen wij toch aangeven ook vraagtekens te plaatsen achter het bij aanvang inschakelen van een jurist bij een adviesaanvraag over de vervanging van een aantal bussen." 

Bij brief van 6 april 2004 heeft de OR negatief geadviseerd over de voorgenomen investering. Bij brief van 29 april 2004 heeft Novio de OR laten weten van haar besluit om een vervangingsinvestering te plegen ten behoeve van de aankoop van nieuwe bussen en over te gaan tot de aanschaf van nieuwe bussen nadat de termijn van artikel 25, lid 6 WOR is verstreken. Bij verzoekschrift van 11 mei 2004 heeft de OR de Ondernemingskamer gevraagd te verklaren dat Novio in redelijkheid niet tot haar besluit had kunnen komen, Novio te verplichten het besluit in te trekken en bij wege van voorlopige voorziening gevraagd Novio te gebieden niet over te gaan tot de aanschaf van de bussen tot in de hoofdzaak is beslist. Bij beschikking van 18 mei 2004 (ARO 2004/85, JAR 2004/164, JOR 2004/235) heeft de Ondernemingskamer het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de behandeling van het verzoek ten gronde aangehouden.

Kantonrechter:

Het criterium van artikel 22 WOR is dat de kosten van het raadplegen van de deskundige redelijkerwijs noodzakelijk moeten zijn voor de vervulling van de taak van de ondernemingsraad, willen zij ten laste van de ondernemer komen. Daarnaast behoort de ondernemer vooraf over die kosten te zijn geïnformeerd in het geval de OR niet over een eigen budget beschikt. Dat de OR een eigen budget heeft, is gesteld noch gebleken, zodat de kantonrechter er van uitgaat dat dat niet het geval is. Dat melding vooraf heeft plaatsgevonden staat vast. In dit geval was het onderwerp het geven van advies over een belangrijke investering. Volgens Novio hoefde de OR alleen nog maar te adviseren over de vraag óf er een vervangingsinvestering moest plaatsvinden. De OR vond echter dat die adviesbevoegdheid verder ging en dat hij ook moest kunnen adviseren over de wijze waarop die investering zou plaatsvinden. Het feit dat er een verschil van mening bestond over de reikwijdte van de adviesbevoegdheid maakt echter nog niet dat de kosten van het raadplegen van een juridisch deskundige redelijkerwijs noodzakelijk waren voor de raad om zijn taak te kunnen uitoefenen. De OR kon immers, vasthoudend aan zijn, door de Ondernemingskamer juist bevonden, standpunt dat zijn adviesbevoegdheid verder ging dan Novio erkende, zelfstandig de voor hem relevante inhoudelijke vragen over de investering formuleren en vervolgens, toen die niet werden beantwoord, zelfstandig zijn negatieve advies formuleren. Daar hoefde, redelijkerwijs gesproken, geen jurist aan te pas te komen. De door de OR bedoelde voorgeschiedenis maakt dat niet anders. Het voorgaande brengt mee dat Novio terecht bezwaar heeft gemaakt tegen de kosten van de juridisch deskundige gedurende de adviesprocedure. De kantonrechter wijst het verzoek van de OR af. 

DATUM UITSPRAAK: 13 augustus 2004 
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Nijmegen 
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Novio NV / Novio NV 
VINDPLAATS: JAR 2004/215

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht