Uitspraak: Verdeling bevoegdheden (4)
Heeft de GOR adviesrecht bij een wijziging in de wijze waarop aan de organisatiestructuur nader vorm wordt gegeven, of binnen die structuur functies worden toebedeeld, terwijl op zichzelf die structuur niet wijzigt? (JAR 2004/234 ARO 2004/114)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, van een wijziging als bedoeld in artikel 25 lid 1 e WOR kan ook sprake zijn zonder dat de – formele -organisatiestructuur wijzigt, temeer indien die wijziging naar redelijke verwachting niet zonder gevolgen kan blijven (JAR 2004/234 ARO 2004/114).
Situatie:
De Sector Gevangeniswezen vormt samen met de sectoren Justitiële Jeugdinrichtingen, TBS en de Tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen de Dienst Justitiele Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie. Voor elke sector binnen de DJI is een GOR ingesteld, die weer wordt vertegenwoordigd in de GOR DJI. Als gevolg van de reorganisatie genaamd "GW 2000" is de sector gevangeniswezen georganiseerd in twintig clusters van penitentiaire inrichtingen. Elk cluster heeft een algemeen directeur en een OR. De afzonderlijke inrichtingen worden geleid door locatiedirecteuren. De GOR Gevangeniswezen is ingesteld voor alle OR-en van de penitentiaire inrichtingen. In oktober 2003 heeft de DJI een visiedocument uitgebracht. De inhoud staat in het actieprogramma "De Nieuwe Inrichting". Dat actieprogramma is bij brief van 17 mei 2004 gezonden aan de GOR DJI. Op 3 juni 2004 heeft de bestuurder aan de GOR meegedeeld dat was besloten de voornemens in de brief van 17 mei 2004 om te zetten in een besluit. Het besluit houdt onder meer in dat er nog 11 algemeen directeuren overleggen die elk meerdere clusters aansturen. Daarvan zullen 8 algemeen directeuren tijdelijk de functie van regionaal veranderingsmanager gaan vervullen en gezamenlijk een regiegroep gaan vormen die wekelijks bijeenkomt. Een aantal directeuren krijgen een taak als projectdirecteur. Bij brief van 4 juni 2004 heeft de GOR aan de bestuurder medegedeeld dat het besluit adviesplichtig is. In een brief van 29 juni 2004 wordt uiteengezet waarom de sectordirectie van oordeel is dat in deze zaak geen sprake is van een adviesplichtig besluit. Volgens de GOR betreft het besluit een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming dan wel in de verdeling van de bevoegdheden binnen de onderneming, waaraan niet afdoet dat het besluit ziet op de instelling van een aantal tijdelijke functies. De GOR stelt beroep in bij de OK.
Ondernemingskamer:
De Staat heeft onder meer betoogd dat het besluit niet méér inhoudt dan dat een beroep wordt gedaan op de algemeen directeuren om mee te denken en mee te werken aan het komen tot veranderingen in het kader van het "transformatieproces" en dat dit geen wijziging in de verdeling van de bevoegdheden binnen of in de organisatie van de onderneming met zich brengt.
De OK verwerpt dit betoog. Niet juist is immers dat van een wijziging in de verdeling van de bevoegdheden binnen of in de organisatie van de onderneming als bedoeld in artikel 25 lid 1 aanhef en onder e WOR slechts sprake kan zijn indien een wijziging wordt aangebracht in de – formele – structuur van de organisatie van de onderneming. Daarvan kan immers – onder meer – ook sprake zijn indien met behoud van die structuur een wijziging wordt aangebracht in de wijze waarop aan die structuur nader vorm wordt gegeven of binnen die structuur functies worden toebedeeld. Daarvan is eens te meer sprake indien de laatstbedoelde wijziging praktisch gesproken niet zonder gevolgen blijft of naar redelijke verwachting kan blijven voor de wijze waarop bevoegdheden binnen de onderneming worden uitgeoefend of de organisatie functioneert, mede gezien het aantal van de bij een dergelijke wijziging betrokkenen en het niveau binnen de onderneming waarop die wijziging plaatsvindt. In de beschreven toename van het aantal clusters waarvoor een groot deel van de algemeen directeuren de verantwoordelijkheid krijgt, gevoegd bij de omstandigheid dat de zestien overgebleven algemeen directeuren op slechts een drietal na bovendien nog worden belast met niet (geheel) onbeduidende – taken en verantwoordelijkheden in het kader van "de ingrijpende veranderingen in het Gevangeniswezen” en in aanmerking genomen dat de toename van taken en verantwoordelijkheden betrekking heeft op de functionarissen die op het niveau van – de vormgeving en de uitvoering van – het beleid met betrekking tot de onder hun bevoegdheid ressorterende penitentiaire inrichtingen de hoogste zeggenschap en daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid hebben, kan tot geen andere conclusie worden gekomen dan dat het bestreden besluit en de daaraan noodzakelijk inherente gevolgen hebben te gelden als een wijziging in de verdeling van de bevoegdheden binnen alsmede in de organisatie van de onderneming waar het hier om gaat. Die wijziging is bovendien zo omvangrijk, zowel wat betreft het aantal betrokken directeuren en ondernemingsonderdelen als wat betreft het kwalitatieve belang van de aard ervan voor de onderneming waarom het hier gaat, dat zij heeft te gelden als belangrijk in de zin van voornoemd wetsartikel.
De GOR heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat hij met betrekking tot het besluit in de gelegenheid had moeten worden gesteld advies als bedoeld in artikel 25 WOR te geven. Dat wordt niet anders vanwege de door de Staat gestelde omstandigheid dat het om een besluit met een tijdelijk karakter gaat. Ook al niet omdat de door de Staat voorziene tijd dat het besluit werking zal hebben, niet tot die conclusie kan leiden. Voorts is redelijkerwijs niet uit te sluiten dat na ommekomst van die voorziene tijdsduur het "transformatieproces" dat als gevolg van het besluit gestalte moet krijgen, op de voorheen bestaande verdeling van de bevoegdheden binnen en de organisatie van de onderneming gevolgen zal blijven hebben. De Ondernemingskamer verklaart dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het in deze zaak bestreden besluit van 3 juni 2004 heeft kunnen komen en gebiedt de Staat het bestreden besluit in te trekken en alle gevolgen van (de uitvoering van) het besluit ongedaan te maken. De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de OR toe.
DATUM UITSPRAAK: 19 augustus 2004
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: GOR sector Gevangeniswezen / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: JAR 2004/234 ARO 2004/114
Advokatenkollektief Utrecht