Uitspraak: Uitvoering besluit zonder OR-advies
Mag de bestuurder zijn reorganisatieplan uitvoeren, nu de OR nog geen advies heeft uitgebracht? (LJN: BW0499 en ARO 2012/51)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, nu de OR deskundige begeleiding genoot en geen bezwaren aan de bestuurder bekend heeft gemaakt, noch vragen heeft gesteld en ook geen sprake is van een onredelijke termijn, is niet gesteld noch gebleken dat de ondernemer niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Situatie:
De ondernemer verricht zijn werkzaamheden (hoofdzakelijk op basis van subsidie van de stadsdelen van Amsterdam. Bezuinigingen bij de stadsdelen op het welzijnswerk, hebben bij de ondernemer geleid tot vermindering van opdrachten en tot reorganisaties. Op 2 september 2011 heeft hij de OR advies gevraagd over het reorganisatieplan O&O. Hij heeft voorgesteld om daar op 26 september 2011 overleg over te voeren, waarna de OR zou kunnen adviseren. Het tijdstip van overleg en advies wordt nog een aantal maal uitgesteld, uiteindelijk tot 8 november. Op dat moment heeft de ondernemer geen vragen van de OR ontvangen en ook geen advies. Daarop neemt hij het besluit en gaat de OR daartegen in beroep.
Ondernemingskamer:
De OK stelt vast dat de OR t.a.v. de adviesaanvraag deskundige ondersteuning genoot. Gesteld noch gebleken is dat de onderbezetting van de OR, die reden zou zijn voor het niet uit kunnen brengen van het advies, de ondernemer moet worden aangerekend.
De OR heeft evenmin zijn stelling gestaafd dat de adviesaanvraag incompleet zou zijn. Het standpunt van de OR dat hij om redenen van privacy niet in staat was bezwaren van medewerkers aan de ondernemer voor te leggen, wordt gepasseerd. Van de ondernemer kan immers pas worden gevergd dat hij nadere informatie verstrekt of een voorgenomen besluit aanpast, op basis van aan hem bekend gemaakte vragen of bezwaren. Die bezwaren en vragen zijn nooit aan hem bekend gemaakt.
Evenmin is er sprake van een onredelijke termijn. In de adviesaanvraag is voorgesteld het voorgenomen besluit te bespreken op 26 september 2011, waarna op korte termijn advies zou kunnen worden uitgebracht. De OR heeft laten weten dat hij daar niet aan kon voldoen. De ondernemer heeft uitstel verleend tot 17 oktober 2011. Daarna heeft een mailwisseling plaatsgevonden tussen partijen, waarin de OR heeft aangekondigd het voorgenomen besluit te bespreken tijdens een studiemiddag. Als concrete datum waarop het advies gereed zou zijn, is 31 oktober 2011 genoemd. Op die dag is geen advies uitgebracht, maar heeft een overlegvergadering plaatsgevonden waarin is besloten dat er een schriftelijke afhandeling zou komen aan de hand van vragen van de OR. Op 3 november 2011 is aan de OR een uiterste termijn gesteld tot 8 november 2011. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een onredelijke termijn van advisering. De ondernemer heeft bovendien meermaals medegedeeld dat het voorgenomen besluit als definitief zal worden beschouwd als er geen advies wordt uitgebracht. Daarnaast heeft hij duidelijk gemaakt dat zijn bedrijfsvoering in het gedrang zou komen als de besluitvorming zou worden vertraagd. De OK ziet onvoldoende grond voor de vraagtekens bij de spoedeisendheid van de advisering. De OR heeft geen argumenten naar voren gebracht op basis waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de adviesaanvraag eerder had kunnen worden ingediend of dat de adviestermijn, ook na het bij herhaling verleende uitstel onredelijk zou zijn.
Voorts heeft de OR onvoldoende aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat een mogelijk advies niet van invloed kon zijn geweest op het besluit. Hij heeft gewezen op een mailtje aan leidinggevenden binnen O&O van 7 november 2011. Naar de ondernemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt staan de daarin aangekondigde maatregelen los van het besluit. De OR heeft zijn stelling dat de ondernemer voorafgaand aan de uitkomst van de adviesaanvraag reeds was begonnen met het implementeren van het besluit, niet van nadere voorbeelden voorzien zodat de OK die stelling passeert.
De spanningen in de samenwerking van partijen en het gebrek aan vertrouwen kunnen niet leiden tot het oordeel dat de ondernemer niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Hetzelfde geldt voor het achterwege blijven van een adviesaanvraag m.b.t. een adviesopdracht, welke adviesaanvraag hier immers niet aan de orde is. Ten slotte overweegt de OK dat de ondernemer het besluit “feitelijk heeft opgeschort”, conform zijn mededeling in de overlegvergadering van 28 en 29 november 2011. Bij die stand van zaken kan het beroep op art 25 lid 6 WOR de OR niet baten. Dat eerder wellicht de indruk is gewekt dat de ondernemer bedoelde termijn niet in acht zou nemen, doet daaraan niet af. De verzoeken van de OR worden dus afgewezen.
DATUM UITSPRAAK: 7 maart 2012
INSTANTIE: Hof Amsterdam (OK)
NAAM PARTIJEN: OR Stichting Combiwel Amsterdam / Stichting Combiwel Amsterdam
VINDPLAATS: LJN: BW0499 en ARO 2012/51
Advokatenkollektief Utrecht