Medezeggenschapstructuur
Uitspraak: Uitstellen COR

Uitspraak: Uitstellen COR

Rechtvaardigen de voorwaarden en problemen die de ondernemer naar voren heeft gebracht, dat met het instellen van een COR moet worden gewacht en ter overbrugging volstaan kan worden met een informele vorm van centrale medezeggenschap? (2005, Nnb)

Uitspraak Bedrijfscommissie voor de Overheid: Nee, het moet mogelijk zijn om op korte termijn een GOR in te stellen en op een later moment een COR. 

Situatie:

Door een aantal ondernemingsraden van diensten in Amsterdam is een initiatiefgroep ingesteld om er voor te zorgen dat een er een COR wordt ingesteld voor alle ondernemingen van de gemeente Amsterdam. Amsterdam heeft 52 ondernemingsraden ingesteld waarvan 14 voor de stadsdelen. Zij vinden dat voor een goede toepassing van de WOR een COR nodig is, omdat in toenemende mate binnen de gemeente Amsterdam sprake is van aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor alle of een meerderheid van de ondernemingen waarvoor ondernemingsraden zijn ingesteld. Zoals bijvoorbeeld de voorgenomen plannen tot invoering van een shared service centra voor de ICT en Human Resources. Steeds meer bevoegdheden van diensten en stadsdelen worden gecentraliseerd en vertaald naar gemeenschappelijk beleid. De medezeggenschap kan nu onvoldoende inspelen op de gemeenschappelijke aangelegenheden, waarover hem advies- dan wel instemmingsrecht toekomt. Tevens kan er vanwege het ontbreken van een COR geen invulling worden gegeven aan artikel 24 WOR. 

De ondernemer staat niet principieel afwijzend tegenover een COR, maar is wel van mening dat er eerst een aantal praktische punten en vragen uitgezocht moeten worden alvorens tot de instelling van een COR kan worden overgegaan. Dit betreft met name de medewerking van de diensttakken, de invloed van het bestuurlijk stelsel, de positie van de gemeentesecretaris en de rol van de bonden. Ter overbrugging van de tijd die nodig is voor het instellen van een COR, heeft de ondernemer de initiatiefgroep voorgesteld op korte termijn een informele medezeggenschapsvorm zonder de formele bevoegdheden van een COR in te stellen. Voor de initiatiefgroep is een dergelijk voorstel niet bespreekbaar.

Bedrijfscommissie: 

Artikel 33 lid 1 van de WOR regelt dat de ondernemer die twee of meer OR-en heeft ingesteld tevens voor de door hem in stand gehouden ondernemingen een COR instelt, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet ten aanzien van deze ondernemingen. Deze formulering heeft een imperatief karakter. Vast staat dat de gemeente Amsterdam meer dan twee OR-en heeft ingesteld, te weten 52 in totaal inclusief de 14 stadsdelen. Voor de bepaling of een ondernemer ook daadwerkelijk een COR moet instellen is leidend of dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Op basis van hetgeen is aangegeven heeft de bedrijfscommissie de overtuiging gekregen dat er zowel sprake is van concernbrede aangelegenheden als een duidelijke tendens tot centralisatie van de zeggenschap binnen de gemeente Amsterdam. Daarom is de bedrijfscommissie van mening dat voor een goede toepassing van de WOR de instelling van een COR bevorderlijk is. Immers de medezeggenschap dient de zeggenschap te volgen ten einde te voorkomen dat over de, voor het totale personeel van belang zijnde, aangelegenheden de medezeggenschap geen rol op grond van de WOR wordt toebedeeld. De conclusie is dan ook dat er alle reden is toepassing te geven aan de verplichting op grond van artikel 33 lid 1 WOR.

De bedrijfscommissie erkent dat de voorwaarden en problemen die de ondernemer naar voren heeft gebracht reëel zijn en tijd vergen om te worden opgelost, wil een COR goed kunnen functioneren. Aanbevolen wordt dan ook om in eerste instantie over te gaan tot de instelling van een GOR voor alle ondernemingen van de gemeente Amsterdam met uitzondering van de stadsdelen en op een later moment over te gaan tot het instellen van een COR voor alle ondernemingen van de gemeente Amsterdam, met inbegrip van de stadsdelen. Het moet mogelijk zijn om op verantwoorde wijze op uiterlijk 1 november 2005 een GOR te hebben ingesteld. Instemming van de vakbonden is voor het goed functioneren van een GOR (of COR) wel wenselijk, maar het ontbreken daarvan, gegeven de mogelijkheid van bezwaar en beroep die de WOR biedt, staat het instellen van een GOR (resp. COR) niet in de weg. En artikel 46d sub a WOR geeft aan wie in een gemeente niet als bestuurder in de zin van de WOR wordt aangemerkt. Door de opname van dit artikelonderdeel heeft de wetgever uitdrukkelijk willen aangeven dat de hoogst aangestelde medewerker van een gemeente, i.c. de gemeentesecretaris, namens de onderneming ‘gemeente’ dient op te treden als bestuurder in de zin van de WOR. 
De Bedrijfscommissie adviseert uiterlijk 1 november 2005 een GOR in te stellen voor alle ondernemingen van de gemeente Amsterdam, met uitzondering van de stadsdelen.

DATUM UITSPRAAK: 29 juni 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Bedrijfscommissie voor de Overheid
PARTIJEN: OR Dienst Wonen gemeente Amsterdam / gemeente Amsterdam
VINDPLAATS: Nnb

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht