Uitspraak: Uitsluiting van sociaal plan
Is het gerechtvaardigd dat ambtenaren met een tijdelijke aanstelling uitgesloten worden van het sociaal plan? (Oordeel 2005-166)
Uitspraak Commissie Gelijke Behandeling: Nee, uitsluiting is niet in alle gevallen geoorloofd. Het is geoorloofd bij aanstellingen die van rechtswege eindigen. Bij een tussentijdse beëindiging of bij een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd is er sprake van ongelijke behandeling.
Situatie:
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat reorganiseert binnen de directie Limburg. Ambtenaren met een tijdelijke aanstelling zijn van (her)plaatsing en van het sociaal flankerend beleid uitgesloten. De minister voert als doel voor dit onderscheid aan dat hiermee de rechten van ambtenaren met een vaste aanstelling worden beschermd. Er worden 3 categorieën tijdelijke aanstelling onderscheiden. Met name is van belang in dit geschil of een aanstelling tussentijds wordt beëindigd of niet.
Commissie Gelijke Behandeling:
Indien de aanstelling van rechtswege eindigt, oordeelt de commissie dat er, zoals ook al in een eerder oordeel is beslist (2005-64), er geen sprake is van nadeel en dus ook niet van onderscheid. Indien de aanstelling tussentijds wordt beëindigd, is er wel sprake van nadeel en daarom ook van onderscheid. Ten aanzien van de (her) plaatsingsprocedure acht de commissie dit onderscheid objectief gerechtvaardigd, omdat het beschermen van de rechten van ambtenaren met een vaste aanstelling niet op een andere wijze kan worden bewerkstelligd, nu het waarschijnlijk is dat er dermate veel arbeidsplaatsen vervallen dat ook een aantal ambtenaren met een vaste aanstelling ontslagen zal worden.
Op dit punt oordeelt de commissie anders ten aanzien van ambtenaren met een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd. Deze ambtenaren verschillen in hun situatie feitelijk niet van ambtenaren met een vaste aanstelling en uitsluiting van deze ambtenaren levert een verboden onderscheid op.
Ten aanzien van het sociaal flankerend beleid oordeelt de commissie dat er bij tussentijdse beëindiging van de tijdelijke aanstelling wel sprake is van niet objectief gerechtvaardigd onderscheid. De ambtenaar met een tijdelijke aanstelling kan in het geheel geen aanspraak maken op sociaal flankerend beleid. De commissie acht het zeer wel mogelijk om voor deze groep ambtenaren een regeling te treffen die de tussentijdse beëindiging enigszins compenseert, net als bij de ambtenaren met een vaste aanstelling.
DATUM UITSPRAAK: 8 september 2005
RECHTERLIJK COLLEGE: Commissie Gelijke Behandeling
NAAM PARTIJEN: OR Rijkswaterstaat directie Limburg / Minister Verkeer en Waterstaat
VINDPLAATS: Oordeel 2005-166
Advokatenkollektief Utrecht