Schorsing OR-lid
Uitspraak: Uitsluiting OR-lid (3)

Uitspraak: Uitsluiting OR-lid (3)

Is de OR ontvankelijk in zijn beroep nu hij zijn standpunt in de bezwarenprocedure niet nader toelicht (Nnb 1 december 2004)?

Uitspraak Voorzieningenrechter Haarlem: Nee, artikel 6:13 Awb laat geen ander oordeel dan dat de OR redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben ingesteld en dat hij om die reden niet in zijn beroep kan worden ontvangen. 

Situatie:

Bij besluit van12 januari 2004, aangevuld bij besluit van 9 januari 2004 heeft de minister van Justitie X, onder meer voorzitter van de OR, geschorst in het belang van de dienst, op grond van artikel 91 ARAR. Tegen dit besluit heeft X op 15 januari 2004 bezwaar gemaakt. 

Bij uitspraak van 17 juni 2004 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam aangegeven dat de OR nog in de bezwarenprocedure betrokken diende te worden (2204.0-5). Naar aanleiding hiervan heeft de OR bij brief van 13 augustus 2004 laten weten dat de bezwaren tegen het besluit genoegzaam bekend zijn. De minister heeft deze brief opgevat als bezwaarschrift. Bij besluit van 12 september 2004 is het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft de OR bij brief van 19 oktober 2004 beroep ingesteld. Tevens is bij brief van 19 oktober 2004 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Voorzieningenrechter:

Op 17 juni 2004 heeft de voorzieningenrechter uit de civiele sector van de rechtbank Amsterdam de OR niet-ontvankelijk verklaard en de OR verwezen naar de bestuursrechterlijke procedure. Op 15 juli 2004 heeft de minister de OR verzocht te laten weten of de OR zich mengt in de procedure, na aangegeven te hebben dat de OR wel bezwaar moet maken om met de procedure mee te kunnen doen. 

Op 13 augustus 2004 schrijft de OR onder meer dat de OR vreest dat hij indien hij in deze fase nog gebruik zou willen maken van de mogelijkheid om in de bestuursrechtelijke procedure zijn bezwaren kenbaar te maken en gehoord te worden, dat dit alleen maar zou leiden tot nog meer tijdsoponthoud, dat de OR met het oog hierop heeft besloten nu zijn standpunt in de bezwaarprocedure niet nader toe te lichten en dat de OR de komende besluitvorming afwacht en alsdan zal beslissen of hij verdere juridische stappen wenst te gaan ondernemen tegen het dan genomen besluit.

De voorzieningenrechter kan deze brief niet anders lezen dan dat de OR meedeelt geen bezwaarschrift te zullen indienen. De brief zelf kan dan ook niet als bezwaarschrift worden aangemerkt. Op de zitting heeft de OR niet kunnen aangeven welke productie als bezwaarschrift moet worden aangemerkt en voor zover de OR heeft willen betogen dat zijn brief van 13 augustus 2004 als zodanig dient te worden aangemerkt, kan de voorzieningenrechter dit niet volgen, omdat de tekst niet als zodanig luidt en de bedoeling om bezwaar te maken daar geenszins in te lezen is. 

Dat de minister de OR wel ontvankelijk heeft verklaard doet hieraan niet af nu artikel 6:13 Awb geen andere handelwijze toelaat. Dit artikel brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de OR redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben ingesteld en dat hij om die reden niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening eveneens niet-ontvankelijk is. De voorzieningrechter verklaart het beroep tegen het besluit van 20 september 2004 niet ontvankelijk.

DATUM UITSPRAAK: 1 december 2004
RECHTERLIJK COLLEGE: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht 
NAAM PARTIJEN: OR Rijksinrichting voor Jongeren 't Nieuwe Lloyd / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: Nnb

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht