Uitspraak: Uitsluiting OR-lid (2)
Kan een OR-lid worden geschorst op verzoek van de bestuurder van het cluster, de locatiedirecteur en het clusteroverlegorgaan, terwijl hij gesteund wordt door zijn eigen OR en achterban? (nog niet gepubl. 8 februari 2002)
Uitspraak Bedrijfscommissie voor de Overheid: Nee, er is onvoldoende aangetoond dat de werkzaamheden en het overleg door het OR-lid ernstig, opzettelijk en bij herhaling worden belemmerd.
Situatie:
In 2000 heeft een reorganisatie plaats gevonden als gevolg waarvan de PI Oosterhoek een onderdeel werd van het Cluster Penitentiaire Inrichtingen Noord-Brabant Noord en de OR ingesteld voor PI Oosthoek werd aangeduid als OR locatie Grave. Van het Cluster maken deel uit PI De Leuvense Poort (Locatie Den Bosch) en (later) de PCMI De Corridor (locatie Zeeland). De bestuurder van PI Oosterhoek werd benoemd tot bestuurder van het Cluster. Gedurende het fusietraject wordt de medezeggenschap aangaande fusieaangelegenheden gebundeld in het Cluster Overleg Orgaan (COO), dat bestaat uit afgevaardigden van twee, later drie ondernemingsraden.
Vóór de reorganisatie speelden zich al problemen af tussen de bestuurder en de heer X (voorzitter) en/of de OR PI Oosterhoek. Bij de in november 1999 gehouden OR-verkiezingen is de heer X opnieuw gekozen. Sindsdien is hij secretaris van de OR. Er zijn verder klachten over de opstelling van de heer X in het COO en de locatie Den Bosch schortte in juli 2001 zijn deelname op. Verder is er na afloop van de GOR Gevangeniswezen een incident geweest, waarna door het GOR-lid, tevens COO-lid namens locatie Den Bosch, de heer Y, een klacht bij de bestuurder is ingediend wegens intimidatie en bedreiging door de heer X. Deze klacht is onderzocht en gegrond bevonden.
Mede op verzoek van de voorzitter van het COO vroeg de bestuurder de OR locatie Grave een ander dan de heer X af te vaardigen in het COO. De OR heeft dit geweigerd. Daarop werd een extern adviseur ingeschakeld om tot hervatting van het overleg in het COO te komen. Afgesproken werd dat het contact tussen de extern adviseur en de drie OR-voorzitters vertrouwelijk zou zijn. De door de extern adviseur op schrift gestelde conclusies werden aan de voorzitters verzonden onder vermelding "strikt persoonlijk". De heer X heeft de brief aan de OR-voorzitter locatie Grave geopend, kennis genomen van de inhoud en daaruit geciteerd in de OR-vergadering. Daarop hebben drie OR-leden van locatie Grave, waaronder de voorzitter, hun OR-lidmaatschap neergelegd. De voorzitters van de ondernemingsraden van de andere twee locaties verzochten daarop de bestuurder passende maatregelen te nemen tegen de heer X, waarop de bestuurder samen met de locatiedirecteur en het COO de uitsluitingsprocedure (ex art. 13 WOR) in werking zette door de kwestie ter advies voor te leggen aan de bedrijfscommissie.
Bedrijfscommissie:
De verwijten jegens de heer X in zijn functie van voorzitter van de OR PI Oosterhoek kunnen geen basis bieden voor het uitsluitingsverzoek, omdat uitsluiting slechts de resterende tijd van de huidige zittingsperiode kan betreffen. De door de bestuurder (intimidatie GOR/COO lid, het openen van de vertrouwelijke post) en de door de locatiedirecteur genoemde incidenten betreffen verwijten omtrent het gedrag van de heer X, maar hebben als zodanig niets te maken met het overleg in de overlegvergaderingen tussen de bestuurder en het COO en tussen de OR en de locatiedirecteur.
Uit de overgelegde notulen blijkt niet van een dusdanig ontoelaatbaar gedrag van X in overlegvergaderingen dat het overleg in ernstige mate, opzettelijk en bij herhaling wordt belemmerd. De grond tot uitsluiting van een OR-lid door de ondernemingsraad/COO is in art. 13 WOR ruimer geformuleerd. De omstandigheid dat een OR-lid stelselmatig ‘dwars gaat’ om hem moverende redenen en zich dominant toont tijdens het overleg in de verschillende overlegvormen, vormt onvoldoende grond voor uitsluiting. Daarbij wordt waarde gehecht aan het feit dat de OR locatie Grave de heer X steunt en dat deze een behoorlijke achterban heeft. De heer X is bovendien voor de tweede keer in de OR gekozen, waaruit vertrouwen in hem blijkt. Het COO heeft niet genoegzaam aangetoond dat de heer X de werkzaamheden in het COO in ernstige mate, opzettelijk en bij herhaling heeft belemmerd. Het verzoek zou, bij voortzetting van deze procedure, als niet gegrond worden aangemerkt.
DATUM UITSPRAAK: 8 februari 2002
RECHTERLIJK COLLEGE: Bedrijfscommissie voor overheid (kamer voor Rijk en Politie)
NAAM PARTIJEN: 1. bestuurder Cluster Penitentiaire Inrichtingen Noord-Brabant Noord, 2. Locatiedirecteur Penitentiaire Inrichting locatie Oosterhoek-Grave en 3. Cluster Overleg Orgaan (COO) / de heer X OR-lid locatie Grave en de OR van de Penitentiaire Inrichtingen Noord-Brabant Noord locatie Grave.
VINDPLAATS: niet gepubliceerd
Advokatenkollektief Utrecht