Uitspraak: Uitsluiting OR-lid
Kan de vordering van de OR worden toegewezen om een OR-lid wegens een fundamentele vertrouwensbreuk tijdelijk te schorsen voor de periode dat de procedure bij de bedrijfscommissie over het conflict is afgerond? (ROR 1999/16)
Uitspraak Kantonrechter Den Haag: Ja, het OR-lid wordt uitgesloten van het OR-werk voor de duur van de procedure bij de bedrijfscommissie vanwege de belemmeringen die de OR ondervindt van de provocatieve houding en het OR-lid zelf heeft aangegeven dat er in redelijkheid geen samenwerking meer mogelijk is.
Situatie:
Omdat de verstandhouding tussen de (zes) Ondernemingsraadsleden en het zevende OR-lid is verstoord heeft de Ondernemingsraad zich gewend tot de Bedrijfscommissie ter bemiddeling en advies. In deze kort geding-procedure verzoekt de Ondernemingsraad het betrokken OR-lid bij wijze van voorlopige voorziening en voor de duur van de advies- en bemiddelingsprocedure bij de Bedrijfscommissie uit te sluiten van deelname aan de werkzaamheden van de Ondernemingsraad in die zin dat het hem wordt verboden deel te nemen aan vergaderingen en het betreden van de OR-kamer. Er is volgens de Ondernemingsraad inmiddels sprake van een fundamentele vertrouwensbreuk tussen partijen, in het bijzonder omdat X ondanks schriftelijke waarschuwing, niet heeft nagelaten de afgesproken vertrouwelijkheid aangaande de inhoud van met de ondernemer gepleegd vooroverleg te schenden respectievelijk de integriteit van de overige leden van de Ondernemingsraad ten opzichte van niet-leden in twijfel te trekken.
Kantonrechter:
X heeft erkend met betrekking tot het voornemen van de ondernemer tot het wijzigen van werktijden al voordat terzake sprake was van enige besluitvorming in de zin van de WOR zijn persoonlijke mening jegens de achterban te hebben geventileerd door middel van vlugschriften gespeld op zijn werkkleding of aangebracht op het publicatiebord voor mededelingen van de Ondernemingsraad. Dergelijke handelwijze lijkt minstens op gespannen voet te staan met hetgeen een OR-lid als X betaamt. Gelet op de inhoud van de aan X gezonden brieven staat vast dat binnen de Ondernemingsraad uitdrukkelijk werd afgesproken geheimhouding te betrachten ook met betrekking tot de inhoud van het zogenaamde vooroverleg met de ondernemer. Gezien die brieven en het feit dat X een jaar eerder ook schriftelijk werd gewaarschuwd naar aanleiding van zijn provocaties, rijst gerede twijfel of X bereid is zich aan het geheimhoudingsbeleid van de Ondernemingsraad te houden. Dat zal X zonder meer moeten doen nu binnen de Ondernemingsraad daarover geen verschil van mening blijkt te bestaan. Het behoeft geen betoog dat de Ondernemingsraad belemmeringen ondervindt in zijn werkzaamheden van de ontstane situatie. X heeft tijdens de zitting aangegeven dat van samenwerking met de Ondernemingsraad in redelijkheid geen sprake meer kan zijn. Mede gelet op de betrekkelijk beperkte periode waarin het advies van de Bedrijfscommissie kan worden verwacht wordt de vordering toegewezen. X wordt uitgesloten van het OR-werk voor de duur van de advies- en bemiddelingsprocedure bij de Bedrijfscommissie.
DATUM UITSPRAAK: 19 april 1999
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter den Haag
NAAM PARTIJEN: OR van Hoogwerf Eikelenboom BV / X
VINDPLAATS: ROR 1999/16
Advokatenkolleftief Utrecht