Uitbreiding bevoegdheden
Uitspraak: Uitbreiding bevoegdheden

Uitspraak: Uitbreiding bevoegdheden

Heeft de OR instemmingsrecht over een wijziging regeling telefoonkostenvergoeding aangezien de ondernemer diverse malen zonder voorbehoud instemming heeft gevraagd?(niet gepubl. 21 maart 2002)

Uitspraak Bedrijfscommissie: Ja, doordat de ondernemer in het verleden meermalen de instemming van de OR heeft gevraagd, is het terecht in deze situatie wederom om instemming te vragen.

Situatie: 

Bij de Woningbouwvereniging is in 1991 een regeling telefoonkostenvergoeding ingevoerd, inhoudende dat werknemers op wie de regeling in de arbeidsovereenkomst van toepassing wordt verklaard, recht hebben op vergoeding van de abonnementskosten en van in Nederland gevoerde zakelijke gesprekken. Op 24 oktober 2002 heeft de ondernemingsraad de nietigheid ingeroepen van het toen bij hem bekend geworden besluit tot afschaffing van de telefoonkostenvergoeding. De OR was van mening dat aan hem daarvoor instemming had moeten worden gevraagd. 

In de overlegvergadering van 6 november 2000 erkent de ondernemer dat er fouten zijn gemaakt bij de besluitvorming en kondigt aan alsnog schriftelijk te zullen reageren. Bij brief van 14 november 2000 laat de bestuurder aan de OR weten het de intentie is gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. In de overlegvergadering van 6 december 2000 verzoekt de bestuurder de OR instemming te verlenen om de bestaande regeling te wijzigen. 

De OR verzoekt daarop de bestuurder weer met een voorstel te komen. In een overleg op 20 februari 2001 tussen een afvaardiging van het bestuur en de ondernemingsraad wordt een voorstel voor het bestuur geformuleerd inhoudende dat de telefoonkostenvergoeding gemaximeerd zal worden tot fl. 1.000,- op jaarbasis en dat daarnaast eenmalig een vergoeding zal worden verstrekt voor een ISDN-aansluiting. Op 12 april 2001 wordt in een overleg met het bestuur en de directie aan de ondernemingsraad meegedeeld dat het bestuur 

Op 26 maart 2001 heeft besloten de telefoonkostenvergoeding in vijf jaar af te bouwen tot nul. Dit is naar de inhoud een ander besluit dan waarover een afvaardiging van het bestuur en de ondernemingsraad overeenstemming hadden bereikt op 20 februari 2001. Bij brief van 30 mei 2001 bevestigt de Woningbouwvereniging aan de ondernemingsraad haar definitieve besluit. Daarop riep de OR (nogmaals), bij brief van 8 juni 2001, de nietigheid van het besluit in. De advocaat van de OR heeft vervolgens de ondernemer verzocht om uiterlijk op 5 juli 2001 schriftelijk te bevestigen dat het besluit van 30 mei 2001 is ingetrokken. Aan de medewerkers wordt bij brief van 4 juli 2001 meegedeeld dat de telefoonkostenvergoeding met ingang van 9 juli in vijf jaar zal worden afgebouwd tot nul. Daarop wordt namens de OR bij brief van 9 juli 2001 opschorting van het besluit gevraagd totdat de bedrijfscommissie hierover een uitspraak heeft gedaan. 

De ondernemer heeft bij brief van 12 juli 2001 laten weten aan dit verzoek gehoor te geven.

Bedrijfscommissie: 

De conclusie van de ondernemer dat het besluit tot wijziging van de telefoonkostenvergoeding niet ex art. 27 lid 1 WOR instemmingsplichtig is, is op zichzelf juist. Doordat de Woningbouwvereniging de OR diverse malen heeft verzocht haar instemming te verlenen aan het voorgenomen besluit tot wijziging van de telefoonkostenvergoedingsregeling heeft zij (impliciet) de verwachting gewekt dat de OR instemmingsrecht ten aanzien van het besluit kreeg. Dit brengt mee dat aan de OR nu instemmingsrecht toekomt. De bedrijfscommissie wijst de OR erop dat hij geen veto-recht heeft en dat hij bij de uitoefening van zijn instemmingsrecht tevens rekening dient te houden met de belangen van de woningbouwvereniging.

DATUM UITSPRAAK: 21 maart 2002 
RECHTERLIJK COLLEGE: Bedrijfscommissie Woningcorporaties 
NAAM PARTIJEN: OR Woningbouwvereniging Werkendam Vooruit / Woningbouwvereniging Werkendam Vooruit 
VINDPLAATS: niet gepubliceerd

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht