Reorganisatie
Uitspraak: Tweede besluit (5)

Uitspraak: Tweede besluit (5)

Is er sprake van een onredelijk besluit nu het College van B&W er voor heeft gekozen dat het aantal afdelingen van 12 wordt teruggebracht naar 3 in plaats van 4 en had de OR daarover een nieuwe adviesaanvraag moeten ontvangen? (ARO 2003/122)

Uitspraak OK: Nee, de bestuurder heeft voldoende aandacht besteed aan de bezwaren van de OR en de OR heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn advies anders zou zijn geweest (ARO 2003/122). 

Situatie:

In september 2001 heeft B&W van de gemeente Gorinchem besloten de sector Dienstverlening en Bestuurszaken (sector DBZ) te reorganiseren. Een stuurgroep heeft voorgesteld het aantal afdelingen van twaalf naar vier terug te brengen. Uit later stukken blijkt dat het managementteam (MT) graag wil dat wordt onderzocht of twee van de vier door de stuurgroep voorgestelde afdelingen niet ook door één leidinggegevende kunnen worden aangestuurd. De OR heeft geadviseerd om aan het voorstel van de MT geen gehoor te geven. Op 17 december 2002 heeft de bestuurder de OR medegedeeld dat de reorganisatie van de sector DBZ ongeveer € 200.000 meer zou gaan kosten dan verwacht. De OR heeft in zijn brief van 6 januari 2003 de bestuurder laten weten dat de OR hier op 25 november 2002 geen kennis van had en bij de formulering van haar advies hier ook geen rekening mee heeft kunnen houden en dat de OR het standpunt van de bestuurder, dat deze tegenvaller wellicht een extra argument is om voor drie in plaats van vier leidinggevende te kiezen, niet deelt. Tijdens een informeel overleg blijkt dat het college van B&W akkoord gaat met het voorstel van de stuurgroep met de kanttekening dat zij kiezen voor 3 afdelingen en dat de reorganisatie budgettair neutraal zou moeten verlopen. Hierover dient de gemeentesecretaris B&W nader te adviseren. In het overleg met de ondernemingraad heeft de bestuurder voorgesteld dat hij zijn advies hierover met de OR zou bespreken alvorens aan B&W voor te leggen. De OR heeft laten weten dat zijn advies naar verwachting ongewijzigd zou blijven en besloten werd dit niet te doen. Op 14 januari 2003 neemt B&W een besluit inhoudende dat de sector DBZ uit drie afdelingen zal bestaan. Bij brief van 20 januari is dit besluit aan de OR meegedeeld en is ingegaan op de door de ondernemingsraad geuite bezwaren. De OR heeft op 23 januari laten weten het niet eens te zijn met het besluit.

Ondernemingskamer:

Het beroep van de gemeente op niet ontvankelijkheid wegens “het primaat van de politiek” gaat in deze situatie niet op. Uit de stukken kan niet anders worden afgeleid dan dat de gemeente dit steeds heeft beschouwd als “WOR-adviesplichtig” en in ieder geval het advies van de ondernemingsraad zo heeft behandeld. Ook blijkt niet dat de bestuurder de opvatting van de ondernemingsraad om in beroep te kunnen gaan bij de Ondernemingskamer tegenspreekt. De gemeente kan in redelijkheid niet nu het standpunt innemen dat de ondernemingsraad niet het recht als bedoeld in artikel 26 WOR toekomt. Het beroep op niet ontvankelijkheid van de ondernemingsraad wordt verworpen. 

De ondernemingsraad stelt zich op het standpunt dat advies had moeten worden gevraagd over de variant met drie afdelingen. Dat is op zichzelf juist. Echter uit een van de stukken bij de adviesaanvraag van 15 oktober 2002 bleek al dat het MT onderzocht wilde zien of twee van de vier afdelingen niet geleid zouden kunnen worden door één afdelingshoofd. Hierop heeft de OR gereageerd in zijn voorlopig advies van 30 oktober 2002. De bewuste variant is ook aan de orde geweest tijdens het informeel overleg op 5 november 2002 en tijdens de overlegvergadering van 25 november 2002. Hierbij zijn over en weer argumenten uitgewisseld. Hierna heeft de OR op 26 november 2002 geadviseerd. Niet valt in te zien dat de argumentenwisseling heel anders zou zijn geweest, nu niet de MT-variant maar de uiteindelijke variant is gekozen. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat de bestuurder, toen bleek dat B&W direct wilde kiezen voor drie danwel vier afdelingen, aan de OR heeft voorgesteld het door hem aan B&W uit te brengen advies eerst met de OR te bespreken. De OR heeft hier toen niet voor gekozen. Mede gelet op toelichting in de brief van 20 januari 2003 waarin op afdoende wijze wordt beargumenteerd waarom uiteindelijk voor drie afdelingen is gekozen en dat er voldoende aandacht is besteed aan de bezwaren van de OR daartegen, kan niet worden gezegd dat de gemeente bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 14 januari 2003 had kunnen komen. 

De OR voert nog aan dat pas na advisering is gebleken dat de reorganisatie vermoedelijk niet budgettair-neutraal zou gaan verlopen. De OR heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn advies anders zou zijn indien de financiele informatie wel tijdig beschikbaar zou zijn geweest. Na het beschikbaar komen van de informatie heeft de OR geen blijk gegeven van een veranderend inzicht. Bovendien heeft de OR het voorstel van de bestuurder zijn nadere advies aan B&W dat zou uitgaan van nieuwe financiele gegevens eerst met de OR te bepreken afgewezen. Ten slotte, de door de gemeente gekozen variant ligt, gezien de nieuwe (financiele) gegevens, meer in de rede dan de voorkeur voor vier afdelingen van de OR.
Wijst het verzoek van de ondernemingsraad af.

DATUM UITSPRAAK: 23 juni 2003
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Gemeente Gorinchem / Gemeente Gorinchem
VINDPLAATS: ARO 2003/122 Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht