Groepsgewijs werven/inlenen
Uitspraak: Tijdstip uitbrengen advies (2)

Uitspraak: Tijdstip uitbrengen advies (2)

Moet de ondernemer het besluit om tijdelijk een groep werknemers in te lenen intrekken, als de OR geen advies heeft uitgebracht binnen de termijn die de ondernemer daarvoor heeft gesteld? (ROR 1999/2)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, in dit geval brengt het bedrijfsbelang mee dat de ondernemer het besluit niet hoeft in te trekken. De OR heeft het beroepsrecht niet verspeeld door het advies niet op tijd uit te brengen. Wel had de OR binnen de gestelde termijn een negatief advies kunnen uitbrengen. 

Situatie:

Op 22 december 1998 besloot de bestuurder tot de tijdelijke inhuur van 20 tot 30 niet-beëdigde controleurs. Omtrent dit besluit was "advies voor zover vereist" gevraagd. De ondernemingsraad verzocht om informatie en nadere motivering van het besluit. Omdat die informatie volgens de ondernemingsraad niet voldoende was, werd niet voor de gestelde termijn een advies uitgebracht. Omdat de bestuurder niet nog langer op het advies wilde wachten werd besloten tot de tijdelijke inhuur. De ondernemingsraad tekende tegen dit besluit beroep aan en verzocht de Ondernemingskamer bij voorlopige voorzieningen de ondernemer te verplichten het besluit in te trekken en de gevolgen ongedaan te maken.

Ondernemingskamer: 

Het besluit betreft een besluit tot het groepsgewijs inlenen van arbeidskrachten als bedoeld in art. 25 lid 1 onder g WOR en heeft, mede gelet op de binnen de onderneming gebruikelijke gang van zaken met betrekking tot dergelijke besluiten, te gelden als adviesplichtig zodat de ondernemer ter zake terecht advies heeft gevraagd aan de ondernemingsraad. De ondernemer heeft onvoldoende voldaan aan de, als redelijk aanvaardbaar te beschouwen, verzoeken van de ondernemingsraad om informatie en nadere motivering van het voorgenomen besluit. De ondernemer voert weliswaar terecht aan dat het op de weg van de ondernemingsraad had gelegen negatief te adviseren in plaats van het advies voor zich uit te schuiven, maar anderzijds had de ondernemer aan eventuele bij hem bestaande onzekerheid een einde kunnen maken door de ondernemingsraad een laatste, korte, termijn voor advisering te gunnen, in plaats van tot besluitvorming over te gaan. De ondernemer kan nu de ondernemingsraad niet tegenwerpen het beroepsrecht te hebben verspeeld omdat hij heeft nagelaten te adviseren. De Ondernemingskamer is van oordeel dat de ondernemer bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer komt een discretionaire bevoegdheid toe wat betreft het al dan niet treffen van voorlopige voorzieningen. In dit geval is de Ondernemingskamer van oordeel dat tegen de achtergrond van het bedrijfsbelang, en in aanmerking nemend de naar tijd en inhoud beperkte omvang van het besluit, de afwezigheid in verband daarmee van onomkeerbare gevolgen of situaties, alsmede de beperkte negatieve gevolgen van dat besluit voor het personeel, in dit geval redenen zijn de gevraagde voorzieningen niet te treffen. Wijst het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen af. 

DATUM UITSPRAAK: 7 januari 1999
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Gemeentelijk Vervoerbedrijf Amsterdam / Gemeente Amsterdam
VINDPLAATS: ROR 1999/2

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht