Uitspraak: Roosterwijziging (3)
Heeft de OR instemmingsrecht bij de invoering van een nieuw dienstrooster in verband met de invoering van de 36-urige werkweek?(KG 1997,64)
Uitspraak President Rechtbank Zwolle: Ja, de OR heeft instemmingsrecht want het is een wijziging van een werktijdregeling.
Situatie:
In de loop van 1996 heeft de ondernemer met de dienstcommissie en na invoering van de WOR bij Justitie, met de OR overleg gevoerd over de gevolgen van de invoering van de 36-urige werkweek en de Arbeidstijdenwet per 1 januari 1997 enerzijds, en anderzijds de opgelegde bezuiniging van 2,7% die in 1997 gerealiseerd moet worden. Op 18 december 1996 heeft de directie het dienstrooster, zoals dat per 1 januari 1997 moet ingaan, gepresenteerd aan de OR. Dit rooster betekent voor vijf werknemers die op de Intensive Care Unit (ICU) werkzaam zijn een verschuiving van werktijden.
Ook op 18 december 1996 heeft de ondernemer aan de Bedrijfscommissie voor de Overheid verzocht om te bemiddelen. Op 19 december 1996 heeft de OR de nietigheid van dit dienstrooster ingeroepen. De OR vordert nu in kort geding dat de invoering van een nieuw dienstrooster voor de ICU met ingang van 1997 wordt ongedaan gemaakt omdat het zonder instemming van de OR is ingevoerd. De ondernemer vraagt op zijn beurt toestemming om het nieuwe rooster te handhaven, nu een ander rooster op financiële bezwaren stuit.
President Rechtbank:
De OR heeft instemmingsrecht voor de wijziging van het dienstrooster op grond van art. 27 lid 1 WOR. Een instelling als Veldzicht kan niet zonder een dienstrooster. Niet kan worden gezegd dat de ondernemer en de OR niet hebben geprobeerd overeenstemming te bereiken. Evenmin kan op de voorhand worden gezegd dat het rooster dermate onredelijk is dat onmiddellijk teruggegrepen dient te worden op het rooster van voor 1 januari 1997, daargelaten de vraag of dit wettelijk en rechtspositioneel nog mogelijk is gezien de invoering van de ATW en van de 36-urige werkweek. Niet valt uit te sluiten dat de bodemrechter tot de slotsom zal komen dat bedrijfsorganisatorische redenen de directie noopten tot invoering van dit dienstrooster.
Niettemin is aan de OR pas in een laat stadium het huidige rooster en de gevolgen ervan kenbaar gemaakt. Er heeft daardoor onvoldoende gelegenheid bestaan om een afweging te maken tussen de verschillende mogelijkheden en prioriteitstellingen. Gelet op de onmiskenbare noodzaak te kunnen beschikken over een rooster waardoor het functioneren van de inrichting werd veilig gesteld, had het tot de mogelijkheden behoord om in verband met de grote tijdsdruk dit rooster te beschouwen als een tijdelijk rooster waarna tijd en ruimte beschikbaar was verder met elkaar te onderhandelen over een definitief rooster. De vordering van de OR wordt afgewezen, omdat die te ver gaat. De directie krijgt toestemming het ingevoerde rooster te handhaven tot de Bedrijfscommissie haar bindend advies heeft gegeven dan wel de Kantonrechter in de bodemprocedure vonnis heeft bepaald, met een maximumtermijn van 6 maanden. De OR wordt geboden met onmiddellijke ingang mee te werken en mee te blijven werken aan dit per 1 januari 1997 ingevoerde rooster, eveneens gedurende maximaal 6 maanden.
DATUM UITSPRAAK: 22 januari 1997
RECHTERLIJK COLLEGE: President Rechtbank Zwolle
NAAM PARTIJEN: OR Rijks TBS-Inrichting Veldzicht / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: KG 1997, 64
Advokatenkollektief Utrecht