Uitspraak: PV is belanghebbende
Is de in de haast opgerichte personeelsvereniging belanghebbende bij inkrimping, nu de ondernemer (met in totaal 147 personen in dienst) ten tijde van de overdracht geen OR en ook geen PVT had. (JAR 2002/265)
Uitspraak kantonrechter: Ja, de personeelsvereniging wordt toegelaten als procespartij, echter de gevraagde voorziening wordt afgewezen aangezien de betrokken werknemers geen belanghebbenden meer zijn.
Situatie:
Op 10 februari 2002 heeft de ondernemer het personeel van twee afdelingen, waar 42 personen werken van de in totaal 147 werknemers, meegedeeld dat deze afdelingen aan een ander bedrijf zouden worden overgedragen. Deze overdracht heeft plaats gehad op 28 maart 2002. De ondernemer had ten tijde van de overdacht geen OR en ook geen personeelsvertegenwoordiging. Bij brief van 25 februari 2002 heeft de inderhaast opgerichte vereniging van het personeel van de twee afdelingen de ondernemer verzocht de overdracht geen doorgang te laten vinden en eerst de personeelsvereniging om advies te vragen. De ondernemer heeft dit verzoek niet ingewilligd. De personeelsvereniging vordert thans bij wege van voorlopige voorziening vernietiging van het besluit tot de overdracht.
Rechtbank Amsterdam, sector kanton:
De kantonrechter overweegt niet bevoegd te zijn om kennis te nemen van deze vordering, omdat een beslissing tot vernietiging alleen kan worden genomen door de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam. De kantonrechter kan daarom ook geen voorlopige voorziening treffen. Het feit dat de personeelsvereniging geen rechtsbevoegdheid heeft, zou hieraan niet de weg staan. Art. 36 WOR geeft elke belanghebbende het recht om de kantonrechter te verzoeken om de ondernemer te veroordelen om een OR in te stellen. Dit geldt dus voor de leden van de vereniging afzonderlijk. Om proceseconomische redenen laat de rechter nu partijen reeds lang onderhandeld hebben, er drie zittingen zijn geweest en de ondernemer de leden van de vereniging kent, de vereniging toe als procespartij. Dit kan de vereniging in dit geval echter niet baten nu de overdacht al een feit is. De werknemers zijn daarom niet langer in dienst van de ondernemer en zijn geen belanghebbende meer in de zin van art 36 of 36a WOR. De gevraagde voorziening moet daarom worden afgewezen.
De vordering tot veroordeling van de ondernemer in de kosten van rechtsbijstand kan niet door de kantrechter beoordeeld worden, nu het bedrag ervan boven de € 5.000,- ligt. De personeelsvereniging zal niet in de kosten veroordeeld worden, omdat de ondernemer het personeel beter had moeten betrekken bij de overgang, zeker nu hij in strijd met zin verplichtingen, geen OR had opgericht. Als de overdracht niet reeds had plaatsgevonden, zou een gedeelte van de vordering van de personeelsvereniging waarschijnlijk wel zijn toegewezen.
DATUM UITSPRAAK: 30 augustus 2002
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank Amsterdam, sector kanton
NAAM PARTIJEN: De Vereniging van Personeel van Snap-on Holding / Snap-on Holding
VINDPLAATS: JAR 2002/265 Advokatenkollektief Utrecht