Uitspraak: Politiek primaat belangrijke investering
Is de aantrekking van een krediet voor renovatie van het zwembad adviesplichtig als zijnde een belangrijke investering, en / of is sprake van het primaat van de politiek? (LJN: BY5619, ARO 2012/158, JAR 2013/29)
Uitspraak Ondernemingskamer: Voor de toepassing van 46d sub b WOR dient de ondernemer concrete omstandigheden aan te tonen, waaruit blijkt dat het besluit gepaard gaat met verschuiving van politieke taken of verantwoordelijkheden en/of is ingegeven door politieke overwegingen, wat in dit geval niet is gebleken; de investering gemoeid met uitvoering van het besluit moet als belangrijk voor de onderneming in de zin van art 25 lid 1 sub h WOR worden aangemerkt.
Situatie:
Stadsdeel Zuid heeft besloten zijn deelraad voor te stellen in te stemmen met het ter beschikking stellen van het krediet van € 4.060.000 voor renovatie van het De Mirandabad. De deelraad heeft die kredietaanvraag aangenomen. Partijen verschillen van mening of er sprake is van een adviesplichtig voorgenomen besluit in de zin van art 25 lid 1 onder h WOR (belangrijke investering). Voorts voert Stadsdeel Zuid het art 46d-verweer (primaat van de politiek).
Ondernemingskamer:
T.a.v. het primaat van de politiek overweegt de OK als volgt. De omstandigheid dat het gaat om een besluit van een democratisch gekozen orgaan, is op zich niet voldoende om te concluderen dat het besluit een publiekrechtelijke vaststelling van taken van (onderdelen van) publiekrechtelijke lichamen of het beleid t.a.v. en uitvoering van die taken betreft als bedoeld in art 46d sub b WOR. Het feit dat het besluit betrekking heeft op ‘de renovatie van onder haar beheer vallende sportvoorzieningen en het beschikbaar stellen van gelden daarvoor’ en daarmee tevens betrekking heeft op ‘de verdeling van haar financiële middelen’ maakt dat niet anders.
De opvatting van Stadsdeel Zuid zou ertoe leiden dat de medezeggenschap bij de overheid verder zou worden beperkt dan strikt genomen nodig is met het oog op bescherming van het primaat van de politiek. Het gaat hier ook niet om een besluit dat als zodanig van dien aard is dat het een politieke afweging vergt van de voor- en nadelen ervan. Mogelijk heeft Stadsdeel Zuid ook willen betogen dat de besluitvorming door de deelraad steeds of doorgaans een politieke is. Ook een dergelijke algemene notie is echter niet voldoende. Om aan te nemen dat de uitzondering van art 46d sub b WOR van toepassing is, dient de ondernemer concrete omstandigheden, waaruit (bijv.) blijkt dat het besluit gepaard gaat met verschuiving van politieke taken of verantwoordelijkheden en/of is ingegeven door politieke overwegingen, te stellen op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het met het oog op bescherming van het primaat van de politiek inderdaad noodzakelijk is de medezeggenschap te beperken.
Dergelijke concrete omstandigheden ontbreken echter in de stellingen van Stadsdeel Zuid en zijn ook niet anderszins gebleken. De enkele omstandigheid dat Stadsdeel Zuid, o.g.v. zijn autonome bestuursbevoegdheid, de huishouding van het stadsdeel regelt en bestuurt noopt nog niet tot de conclusie dat met het besluit (kennelijk) sprake is van publiekrechtelijke vaststelling van een taak van Stadsdeel Zuid, van uitvoering daarvan of van beleid terzake. Ook indien wordt aangenomen dat het besluit in het verleden om een zwembad te bouwen en te exploiteren, berustte op politieke afwegingen en keuzes bij uitoefening van haar publiekrechtelijke taak, houdt dit niet zonder meer in dat het besluit tot renovatie – eveneens – op zodanige (hernieuwde) politieke afwegingen en keuzes berust. Gelet ook op de aard van het besluit is evenzeer voorstelbaar dat het niet (mede) o.g.v. politieke afwegingen wordt gemaakt. Het heeft op de weg van Stadsdeel Zuid gelegen met concrete feiten en omstandigheden inzichtelijk, en daardoor in zoverre toetsbaar, te maken dat en op welke wijze politieke afwegingen en keuzes (ook thans) hebben plaatsgevonden. Dit alles brengt mee dat dit verweer als niet behoorlijk toegelicht wordt verworpen.
T.a.v. de vraag of er sprake is van een belangrijke investering overweegt de OK als volgt. Volgens het besluit gaat het om een investering van € 4.060.000. Later bleek dat daar € 200.000 bij moet worden geteld, zodat de investering € 4.260.000 bedraagt. Daarnaast bleek (1) dat de investering weliswaar voor het grootste deel groot onderhoud betreft, maar ook dat het voor een substantieel deel, ten minste € 1 miljoen, om vernieuwing gaat, (2) dat de boekwaarde van de activa van Stadsdeel Zuid € 161 miljoen is, waarvan € 124 miljoen onroerende zaken, (3) dat het totaal aan investeringen (volgens de door Stadsdeel Zuid gehanteerde definitie: alle activeringen in gebouwen en machines van meer dan € 50.000) in 2011 € 3,7 miljoen en het totaal aan desinvesteringen over dat jaar € 5 miljoen bedroeg.
De OK is in het licht van deze gegevens van oordeel dat de investering gemoeid met uitvoering van het besluit als belangrijk voor de onderneming van Stadsdeel Zuid in de zin van art 25 lid 1 sub h WOR moet worden aangemerkt.
DATUM UITSPRAAK: 31 oktober 2012
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer (Hof Amsterdam)
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Gemeente Amsterdam (Stadsdeel Zuid) / Gemeente Amsterdam (Stadsdeel Zuid)
VINDPLAATS: LJN: BY5619, ARO 2012/158, JAR 2013/29, RvM 2013 afl. 1 blz. 23 e.v., OR Info 2013 afl. 1/2 blz. 36 e.v. en TRA 2013/28
Sprengers Advocaten Utrecht