Politiek primaat
Uitspraak: Politiek primaat (2)

Uitspraak: Politiek primaat (2)

Heeft de OR rijksrecherche het adviesrecht bij de instelling van een coördinatiecommissie rijksrecherche? (JAR 2002 /116)

Uitspraak Hoge raad:  Nee, het voorgenomen besluit leidt wel tot personele gevolgen maar strekt in het bijzonder niet  tot regeling van die gevolgen. Naar de bedoeling van de wetgever geldt derhalve geen adviesrecht voor de OR.

Situatie: 

De Rijksrecherche bestaat uit vijf onderzoekseenheden (units) en een Inlichtingendienst, waarvan de leiding steeds berust bij een unithoofd. De Rijksrecherche heeft een ondernemingsraad, die vergadert met de bestuurder in de persoon van de directeur van de Rijksrecherche. Het gezag over de Rijksrecherche wordt uitgeoefend door het College van procureurs-generaal. Op grond van de functiebeschrijving zijn de unit-hoofden, in mandaat namens het College van procureurs-generaal, verantwoordelijk voor de inname en uitgifte van (complexe) Rijksrecherche-onderzoeken. Bij brief van 15 maart 2000 heeft het College van procureurs-generaal aan de minister van Justitie zijn voornemen kenbaar gemaakt tot het instellen van een Coördinatiecommissie Rijksrecherche (CCR), bestaande uit de portefeuillehouder Rijksrecherche, de hoofdofficier van justitie van het landelijk parket en een aan te wijzen coördinerend officier van justitie Rijksrecherche. Het is de bedoeling dat deze CCR verantwoordelijk zal zijn voor de afdoening en voortgang van de recherche-onderzoeken en, binnen mandaat van het College van procureurs-generaal, bevoegd zal zijn te bepalen hoe de Rijksrecherche wordt ingezet. Volgens de brief brengt de voorgestelde centrale intake mee dat de organisatiestructuur van de rijksrecherche, die uitgaat van decentrale aansturing, onmiskenbaar een aanpassing moet ondergaan. Die aanpassing zal ook consequenties hebben voor de functie en werkzaamheden van de unithoofden. De minister heeft dit voorstel overgenomen. De ondernemingsraad heeft de directeur Rijksrecherche verzocht in staat te worden gesteld advies uit te brengen over dit voornemen. Bij brief van 21 juni 2000 heeft de directeur bericht dat geen advies zal worden gevraagd. Daarop is de ondernemingsraad in beroep gegaan.

Ondernemingskamer: 

Het besluit tot instellen van een CCR en de daaraan verbonden intrekking van het mandaat aan de unithoofden valt onder het beleid ten aanzien van de uitvoering van taken van publiekrechtelijke lichamen (art. 23 lid 2 en 46d WOR), welke in het algemeen niet worden gerekend tot de "aangelegenheden de onderneming betreffende" . Nu dit besluit rechtstreeks gevolgen heeft voor de werkzaamheden van de unithoofden, is de uitzondering op het wettelijk verplichte overleg niet van toepassing. Gelet op de beschikking van de Hoge Raad 26 januari 2000, NJ 2000, 223, is voor onttrekking aan rechterlijke toetsing ingevolge de WOR slechts plaats voor zover het besluiten betreft die tot stand komen als onderdeel van het politieke proces in (democratische) organen met (mede) wetgevende bevoegdheid. Voor een dergelijke uitzondering is echter geen plaats waar het gaat om besluiten van tot de uitvoerende macht behorende organen. Op die besluiten wordt slechts indirect democratische controle uitgeoefend. Het besluit tot instelling van een CCR is dus adviesplichtig.

Hoge Raad:

Art. 46d, aanhef en b., WOR geldt niet alleen voor besluiten die tot stand komen als onderdeel van het politieke proces in democratische organen met (mede)wetgevende bevoegdheid, maar ook voor de desbetreffende besluiten van andere democratisch gecontroleerde overheidsorganen. Zoals de Hoge Raad in zijn beschikking van 26 januari 2000, NJ 2000,223, heeft overwogen, geldt met betrekking tot in art. 46d, aanhef en b., WOR bedoelde besluiten waaraan personele gevolgen inherent zijn, maar die niet in het bijzonder strekken tot regeling van die gevolgen, naar de bedoeling van de wetgever geen adviesrecht voor de ondernemingsraad. De aan het slot van art. 46d, aanhef en b, bedoelde uitzondering doet zich in dit geval niet voor. Wijst het verzoek van de ondernemingsraad alsnog af.

DATUM UITSPRAAK: 1 maart 2002
RECHTERLIJK COLLEGE: Hoge Raad
NAAM PARTIJEN: Staat der Nederlanden / Ondernemingsraad Rijksrecherche 
VINDPLAATS: JAR 2002/116

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht