Adviesrecht
Uitspraak: OR onvoldoende geinformeerd

Uitspraak: OR onvoldoende geinformeerd

Is de ondernemingsraad onvoldoende geïnformeerd over de beweegredenen en de gevolgen van het besluit van de ondernemer tot herstructurering van afdelingen, wat betekent dat de ondernemer niet in redelijkheid zijn besluit heeft kunnen nemen? (LJN: BR5261, ARO 2011/138, RAR 2011/148 en RvM 2011 afl. 10 blz. 17 e.v.)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, het overleg tussen partijen is inhoudelijk van onvoldoende kwaliteit geweest en nu een behoorlijk verloop van een debat en daarmee ook tekortkomingen daarin, in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de ondernemer, komt de OK tot de slotsom dat de ondernemer het besluit niet in redelijkheid heeft kunnen nemen.

Situatie:

De ondernemer heeft op 26 april 2011 d.m.v. een Engelstalige power point presentatie het voornemen aangekondigd een herstructurering door te voeren m.b.t. de afdelingen Customer Solutions Centre (CSC), Engineering en After Market Business (AMB). Alle taken van Engineering en CSC worden overtollig. Er komen nieuwe functies waar naar medewerkers kunnen solliciteren. Zij die niet worden geselecteerd moeten afvloeien. Voor de werknemers die moeten afvloeien wordt een regeling getroffen. Op 27 mei 2011 heeft de OR negatief geadviseerd. Op 9 juni 2011 heeft de ondernemer besloten de herstructurering door te voeren. De OR, het niet eens zijnde met dit besluit, stapt naar de OK. 

Ondernemingskamer:

De OK oordeelt dat de bezwaren van de OR niet te laat zijn opgebracht, nu zowel uit het advies van de OR als in de overlegvergaderingen genoegzaam is gebleken dat de OR deze bezwaren heeft geuit. De OK stelt voorop dat het in de eerste plaats op de weg van de ondernemer ligt ervoor te waken dat de medezeggenschap adequaat verloopt en van een voldoende niveau en inhoud is. Het behoort mede tot diens taak erop toe te zien – en zo nodig ervoor te zorgen – dat het (inhoudelijke) debat gedurende het adviestraject op een gestructureerde wijze wordt gevoerd, dat daartoe door de ondernemer aan de OR inzicht wordt verschaft in de beweegredenen voor het (voorgenomen) besluit, dat het (voorgenomen) besluit van de nodige toelichting en onderliggende documentatie wordt voorzien en dat ook overigens de beschikbare informatie ruimhartig met de OR wordt gedeeld.

De adviesaanvraag is niet van een motivering of toelichting voorzien, dat aldus niet helder is benoemd en gekwantificeerd met welke problemen de organisatie te kampen heeft en welke doelstellingen d.m.v. de herstructurering naar één afdeling zouden moeten worden gehaald en dat evenmin de argumenten voor de daartoe door de ondernemer gekozen weg zijn uiteengezet. De gepresenteerde sheets, waarnaar in de adviesaanvraag wordt verwezen, kunnen wellicht gelden als presentatie, maar niet als een voldoende argumentatie. De omstandigheid dat bij eerdere reorganisaties met kennelijke instemming van de OR een zelfde werkwijze is gehanteerd, doet hieraan niet af.

Ten tweede stelt de OK vast dat de personele gevolgen van de herstructurering door de ondernemer in het ongewisse zijn gelaten. Weliswaar is duidelijk gemaakt dat de functies van alle (11) medewerkers bij de afdelingen Engineering, CSC en AMB zullen vervallen, maar uitdrukkelijk is open gelaten hoeveel en welke van deze werknemers voor een functie bij de nieuwe afdeling Customer Applications Centre (CAC) in aanmerking komen. Daarentegen staat wel vast dat de afdeling CAC aan maximaal 6 à 7 mensen werk zal kunnen bieden en heeft de ondernemer gezegd dat een overstap niet vanzelfsprekend is, dat ‘gewoon’ naar de nieuwe functies zal moeten worden gesolliciteerd en dat een job assessment onderdeel van de procedure zal zijn. Naast deze onduidelijke situatie qua behoud van werkgelegenheid is t.a.v. de werknemers die boventallig worden, duidelijkheid geschapen in de vorm van een redundancy plan dat door de OR – niet geheel ten onrechte – als ‘mager’ wordt gekenschetst (plan gaat uit van C=1 factor).

Ten derde is de ondernemer maar mondjesmaat met (schriftelijke) informatie en documentatie over de herstructureringsplannen en de gevolgen daarvan over de brug gekomen en gaf, in plaats daarvan, de voorkeur aan mondeling overleg. Zo is de aan de power point presentatie ten grondslag liggende documentatie niet aan de OR overgelegd, gaf de ondernemer er de voorkeur aan gerichte vragen te beantwoorden i.p.v. de presentatie van de kick off meeting over te leggen, zegde hij – slechts – toe tijd vrij te maken voor uitleg i.p.v. Nederlandse vertalingen van Engelse teksten te doen opstellen, zijn de (concept) nieuwe functieomschrijvingen pas op 16 mei 2011 aan de OR overhandigd en is de kosten/batenanalyse niet aan de OR overgelegd omdat deze niet uitdrukkelijk daarom had gevraagd. De OR heeft zelf onderzoek moeten doen naar de tijdsbesteding (pre-/post-sales) van de bij de herstructurering betrokken afdelingen en heeft hij ter zake van de oude en nieuwe functieomschrijvingen zelf een vergelijking moeten opstellen.

Tot slot heeft de ondernemer de OR wat betreft het tijdspad van zijn advies stevig onder druk gezet. Zo is al op 26 april 2011 door hem 3 mei 2011 als datum voor het advies genoemd en leek hij aanvankelijk geen genoegen te nemen met de door de OR gestelde datum van 27 mei 2011.
 

Deze feitelijke omstandigheden hebben hun weerslag gehad op (de kwaliteit van) het debat tussen partijen. Zij hebben in de periode tot 27 mei 2011 en ook daarna weliswaar veelvuldig contact met elkaar gehad, doch zij zijn daarbij gestrand in m.n. formele aspecten van het adviestraject en de herstructureringsplannen (tijdspad advisering, raadpleging achterban, bekendmaking plannen en opstellen/bestuderen nieuwe functieomschrijvingen en het redundancy plan), terwijl het inhoudelijke debat daarover (feitelijke uitgangssituatie, commerciële en financiële noodzaak en achtergronden herstructurering, concrete invulling en gevolgen, cijfermatige toelichting, welke werknemers kunnen worden herplaatst en of de plannen nog kunnen worden aangepast) niet of nauwelijks uit de verf is gekomen. Voor zover de OR deze punten aan de orde heeft gesteld, heeft de ondernemer daarop niet adequaat gerespondeerd. De OR heeft er – dan ook – meermalen blijk van gegeven dat nut en noodzaak van de herstructurering, althans op de wijze zoals door de ondernemer voorgesteld, niet duidelijk waren en dat hij zich ook na de uitleg door de ondernemer daarover niet althans onvoldoende voorgelicht voelde. Het overleg tussen partijen wat het (voorgenomen) besluit betreft  is dus aan de oppervlakte gebleven.

Deze constatering klemt temeer nu de personele gevolgen van het (voorgenomen) besluit niet helder zijn en de werknemers van de afdelingen Engineering, CSC en AMB daardoor in grote onzekerheid verkeren. In zoverre lijken de personele gevolgen ook alleen afdoende te kunnen worden gerechtvaardigd nadat het inhoudelijke debat over ‘de hoofdzaak’ in volle omvang is gevoerd. Dat, bezien in het licht van al het vorenstaande, de OR de indruk heeft gekregen dat het stellen van vragen geen enkel doel diende omdat meer informatie niet voorhanden, althans voor de OR niet verkrijgbaar was en dat de plannen al in zoverre definitief waren dat zijn advies daarop niet meer wezenlijk van invloed zou (kunnen) zijn, zodat hij zich in zijn advisering m.n. heeft geconcentreerd op het zoveel mogelijk (trachten te) mitigeren van de worst case scenario gevolgen daarvan voor de betrokken werknemers, acht de OK geenszins onbegrijpelijk.

Uit de gang van zaken volgt dat het overleg tussen partijen inhoudelijk van onvoldoende kwaliteit is geweest en dat het (voorgenomen) besluit daardoor niet in volle omvang door het adviesrecht van de OR kon worden bestreken, met als gevolg dat aan diens medezeggenschapsrecht daarover in feite tekort is gedaan. Nu in de eerste plaats de ondernemer voor een behoorlijk verloop van een debat als het onderhavige, en daarmee ook voor tekortkomingen daarin verantwoordelijk is, komt de OK tot de slotsom dat de ondernemer het besluit niet in redelijkheid heeft kunnen nemen.

De Ondernemingskamer verplicht de ondernemer het bestreden besluit in te trekken en alle gevolgen van (reeds plaatsgevonden uitvoering van) het besluit ongedaan te maken en verbiedt de ondernemer om handelingen te verrichten of te doen verrichten ter (verdere) uitvoering van het bestreden besluit of van onderdelen daarvan. 

DATUM UITSPRAAK: 5 augustus 2011
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Printronix Nederland BV / Printronix Nederland BV
VINDPLAATS: LJN: BR5261, ARO 2011/138, RAR 2011/148 en RvM 2011 afl. 10 blz. 17 e.v.

Advokaten Kollektief Utrecht

Deel dit bericht