Uitspraak: Opzeggen EOR-overeenkomst (2)
Houdt de EOR op te bestaan door opzegging van de overeenkomst waarop de EOR berust door de werkgever? (ARO 2004/51)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, nu de opzegging van de overeenkomst correct is geschied, houdt de EOR op te bestaan.
Situatie
De EOR Global One (European Employee Forum: EEF) is bij overeenkomst van 26 november 1997 opgericht. Op de overeenkomst is Belgisch recht van toepassing verklaard. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan, maar met de bepaling dat na vier jaar kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. Global One is per 1 juli 2001 gefuseerd met Equant NV, een dochteronderneming van France Telecom. Equant heeft op 29 januari 2002 aangekondigd de overeenkomst te zullen opzeggen en een Europese Ondernemingsraad op Equant niveau te zullen oprichten, waartoe eerst een bijzondere onderhandelingsgroep zou worden opgericht (SNB).
In de zomer van 2002 maakt France Telecom bezwaar tegen de oprichting van een EOR op Equant niveau. France Telecom wil een EOR op France Telecom niveau met eventuele subcommissies die de belangen van de afzonderlijke onderdelen van France Telecom behartigen.
Op 12 juli 2002 heeft Equant, op grond van de schriftelijke opzegging van 2 mei 2002, aan het EEF laten weten dat de overeenkomst zal eindigen op 2 november 2002 en het bestaan van het EEF na die datum niet langer zal worden erkend. EEF stelt dat de opzegging door Equant, met alleen de motivering dat EEF niet alle Equant werknemers zou vertegenwoordigen, niet rechtsgeldig is. Dat indien de opzegging wel rechtsgeldig mocht zijn, EEF blijft bestaan totdat een nieuwe EOR is opgericht en dat Equant voor die periode een tijdelijke EOR moet instellen. Op 26 oktober 2002 heeft het EEF aan Equant gevraagd toestemming te verlenen voor een budget voor kosten rechtsbijstand. Welk verzoek op 6 november 2002 is herhaald. Op 19 november 2002 en op 8 januari 2003 is tussen partijen een kort geding gevoerd. In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter de EOR Equant niet ontvankelijk verklaard en de vordering van EEF en van de voorzitter van de EEF in persoon afgewezen.
Ondernemingskamer
Het aanhangig maken van een kort geding laat onverlet dat verzoekers gerechtigd zijn ten aanzien van de zaak een oordeel te vragen aan de bevoegde rechter.
De verzoeker EOR Equant wordt niet ontvankelijk verklaard. Al zou het EEF vanaf de fusie gaandeweg door Equant zijn betrokken bij aangelegenheden die niet slechts Global One betroffen, betekent dit nog niet dat daarmee een nieuw medezeggenschaporgaan, met een nieuwe vestigingsplaats, is ontstaan. Hetzelfde geldt indien na januari 2002 vertegenwoordigers van andere Equant-ondernemingen dan Global One zitting hebben genomen in het EEF. Dit is niet alleen buiten Equant om gedaan, maar aan deze omstandigheid komt geen betekenis toe gezien het jegens EEF uitgesproken voornemen de overeenkomst op te zeggen en een bijzondere onderhandelingsgroep in het leven te roepen om te komen tot een nieuwe Europese ondernemingsraad op Equant-niveau.
De vraag of het EEF in dit geding kan worden ontvangen, dient te worden beantwoord aan de hand van het Nederlands recht. Verweerster is een Nederlandse vennootschap en een van de (ontvankelijke) verzoekers heeft de Nederlandse nationaliteit, en het verzoek tot onder meer nakoming door Equant van een aan EEF gedane toezegging, kan bij veroordeling daartoe worden geacht plaats te moeten vinden in Nederland. Nu naar Nederlands recht een medezeggenschapsorgaan de bevoegdheid heeft een procedure als deze in gang te zetten, kan EEF in haar verzoek worden ontvangen. Partijen zijn het erover eens dat het Belgisch recht van toepassing is op de Overeenkomst. In het midden kan blijven welk recht van toepassing is op de vraag of Equant misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door de Overeenkomst op te zeggen, nu tussen het Belgische en het Nederlandse recht terzake geen relevant verschil bestaat.
De OK stelt vast dat opzegging van de Overeenkomst is geschied overeenkomstig artikel 11 lid 2 van de Overeenkomst, namelijk schriftelijk en met een opzegtermijn van zes maanden. De stelling van verzoeksters dat van deze bevoegdheid misbruik is gemaakt mist, feitelijke grondslag.
Op grond van de toepasselijke regels is er slechts één moederonderneming binnen een communautaire onderneming (de Richtlijn en de WEOR), van wie het bestuur verantwoordelijk is voor uitvoering van de WEOR. In deze zaak is France Telecom de moederonderneming. Equant kan niet gehouden worden aan haar toezegging om een EOR op Equant niveau op te richten nu de uit de wet voortvloeiende overeenkomst, tussen het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep, die hieraan ten grondslag zou moeten liggen ontbreekt. De onder bepaalde omstandigheden bestaande verplichting van het hoofdbestuur een EOR buiten overeenkomst in te stellen en de daarbij geldende voorschriften, is in deze zaak niet aan de orde, wegens het ontbreken van de bedoelde omstandigheden. Het beroep van verzoeksters op het ‘nuttig effect’ van de Richtlijn inzake de instelling van een EOR kan verzoekers niet baten, nu niet kan worden aangenomen dat het de bedoeling van de Richtlijn is dat aan het bestuur van een dochteronderneming, buiten het bestuur van de moederonderneming om, kan worden opgedragen te bewerkstelligen dat een bestaande EOR in stand blijft of een zodanige OR op het niveau van de dochter wordt opgericht. De status van EEF na opzegging van de Overeenkomst is niet anders dat die van een orgaan dat zijn activiteiten afwikkelt. Onder afwikkeling van activiteiten behoort ook het voeren van een procedure als de onderhavige en het kort geding. Equant wordt veroordeeld tot het betalen van de kosten van EEF. Het verzoek van Equant EEF te veroordelen in de kosten wordt afgewezen.
De Ondernemingskamer verklaart verzoeker sub 1 niet ontvankelijk, verstaat dat Equant BV gehouden is de kosten van rechtsbijstand van verzoekers 2 en 3 en wijst de overige vorderingen af.
DATUM UITSPRAAK: 2004
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Zaandam /Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: ARO 2004/51
Advokatenkollektief Utrecht