Uitspraak: Opschorten opleiding
Heeft de OR instemmingsrecht bij een besluit om het personeel wegens financiële redenen geen nieuwe opleidingen te laten volgen? (niet gepubl. 8-4-1993)
Uitspraak Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector: Ja, het besluit betekent dat het scholingsbeleid niet wordt uitgevoerd en dat is een wijziging van een regeling op het gebied van de personeelsopleiding. (art. 27 lid 1 sub f WOR; vóór maart 1998 lid 1 sub g)
Situatie:
In 1991 is door de ondernemer met instemming van de OR een scholingsbeleid vastgesteld. Dit beleid hield in dat voor het volgen van bepaalde opleidingen studiefaciliteiten werden verstrekt. Uit de besluitenlijst van de centrale directie van oktober 1992 vernam de OR dat de ondernemer besloten heeft om -om financiële redenen- de medewerkers bij het Haags Kruiswerk voorlopig geen nieuwe opleidingen meer te laten volgen. Tevens mocht bij het aannemen van nieuwe werknemers geen opleiding meer worden toegezegd. De OR was van mening dat het hier ging om een wijziging van een regeling op het terrein van de personeelsopleiding als bedoeld in art. 27 lid 1 sub g WOR, zodat aan hem instemmingsrecht toekwam. De OR heeft de nietigheid van dit besluit ingeroepen. Omdat de ondernemer weigerde alsnog instemming aan de OR te vragen verzocht de OR de bedrijfscommissie om bemiddeling en advies. De ondernemer meende dat hij slechts de uitvoering van het opleidingsbeleid tijdelijk heeft opgeschort, wegens gebrek aan middelen, maar dat het beleid zelf niet is gewijzigd.
Bedrijfscommissie:
Als gevolg van het gewraakte directiebesluit van oktober 1992 wordt nu geen uitvoering meer gegeven aan het scholingsbeleid, zoals dat in 1991, terecht, met instemming van de OR is vastgesteld. In het opleidingsbeleid is vastgelegd dat bij het vaststellen van het opleidingsbudget 1992 rekening gehouden moet worden met het verstrekken van opleidingsfaciliteiten. Het opleidingsbudget wordt in de regeling niet beperkt.
Door geen uitvoering meer te geven aan het beleid uit 1991 neemt de ondernemer in feite een besluit tot wijziging dan wel intrekking van het opleidings- en scholingsbeleid als bedoeld in art. 27 lid 1 sub g WOR. Daarvoor dient de ondernemer de instemming van de OR te hebben. De OR heeft tijdig de nietigheid van dit besluit ingeroepen zodat de ondernemer zich dient te onthouden van de uitvoering daarvan. Aan de ondernemer wordt geadviseerd het besluit alsnog ter instemming aan de OR voor te leggen.
DATUM UITSPRAAK: 8 april 1993
RECHTERLIJK COLLEGE: Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Haags Kruiswerk / Stichting Thuiszorg Den Haag
VINDPLAATS: niet gepubliceerd
Advokatenkollektief Utrecht