Arbeidsomstandigheden
Uitspraak: Opheffen rookkamer

Uitspraak: Opheffen rookkamer

Krijgt de ondernemer vervangende instemming, nu de OR niet heeft ingestemd met het sluiten van de rookkamer? (JAR 2006/113)

Uitspraak Kantonrechter: Nee, de ondernemer heeft het rookbeleid niet geëvalueerd, heeft de argumenten van de OR genegeerd en onvoldoende aangegeven waarom het sluiten van de rookkamer noodzakelijk is. 

Situatie:

Per 1 december 2002 heeft de ondernemer een rookbeleid ingevoerd. Al haar locaties zijn rookvrij, met uitzondering van de  rookkamers. Dit beleid voorziet ondermeer in een klachtenregeling en een jaarlijkse evaluatie van dit beleid. De ondernemer legde het voorgenomen besluit tot sluiting van de rookkamer in het gemeentehuis ter instemming aan de OR voor, die zijn instemming onthield. Desondanks besloot zij in februari 2005 de rookkamer per 1 maart 2005 te sluiten. Daarop heeft de OR twee maal de nietigheid ingeroepen wegens het ontbreken van zijn instemming. De Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen heeft de ondernemer in januari 2006 geadviseerd het besluit niet uit te voeren en heeft partijen geadviseerd in overleg te treden. Dit overleg heeft niet meer plaatsgevonden. De ondernemer heeft ex art 27 lid 4 WOR vervangende toestemming verzocht om het voorgenomen besluit tot sluiting van de rookkamer in het gemeentehuis te mogen uitvoeren.

 

Kantonrechter:

De ondernemer heeft de weg van de confrontatie gekozen, hetgeen blijkt uit het besluit van februari 2005, waarmee de weigering van de OR tot instemming zomaar werd genegeerd. Het heeft ontbroken aan constructief overleg en daardoor zijn eventuele alternatieven niet onderzocht. 
De OR heeft er terecht op gewezen dat het besluit geen onderdeel is van het arbeidsomstandighedenbeleid. Er is geen RI&E met een plan van aanpak, dat een goed kader vormt voor constructief overleg over risico’s van roken. Evenmin heeft de ondernemer haar rookbeleid geëvalueerd. Bij haar voornemen tot sluiting van de rookkamer heeft haar rookbeleid zelfs geen enkele rol gespeeld. Het voorgenomen besluit is dus onvoldoende overdacht en onzorgvuldig voorbereid. Bij bespreking van de argumenten die met bescherming gezondheid te maken hebben, geeft de rechter aan dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen rokers en niet-rokers. Rokers nemen bewust een groot gezondheidsrisico. Niet-rokers nemen dit grote risico niet en hebben er groot belang bij gevrijwaard te blijven van passief roken, hetgeen in rechtspraak en Tabakswet is erkend. Bescherming van niet-rokers moet voorop staan. De ondernemer heeft zich in 2002 gerealiseerd dat niet-rokers moeten worden beschermd tegen passief roken. Zij heeft daartoe een rookbeleid geformuleerd, maar heeft dit helaas niet geëvalueerd. In dat kader zou de effectiviteit van rookkamers aan de orde geweest zijn. Er zijn wel klachten geweest van niet-rokers over de rookkamer, maar formele klachten op grond van de klachtenregeling zijn er niet. Het aantal klachten is niet duidelijk. De informele klachten betreffen rooklucht in de gang naast de rookkamer. Deze wordt veroorzaakt door het openstaan van de deur van de rookkamer ten behoeve van communicatie tussen rokers en niet-rokers. De OR klaagt bovendien dat de afzuiging van de rookkamer tegen de afspraken in niet toereikend is. Rooklucht, die ook schadelijk is, vormt reeds hinder of overlast, waarvan niet-rokers krachtens de Tabakswet gevrijwaard moeten worden. Het moet toch makkelijk zijn medewerkers ervan te doordringen dat de deur van de rookkamer zoveel mogelijk gesloten moet blijven. Een toereikende afzuiging zou ervoor moeten zorgen dat er geen rook op de gang komt wanneer de deur wordt geopend. De ondernemer heeft hieraan ondanks haar rookbeleid geen aandacht besteed. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de rookkamer voldoende effectief zou zijn wanneer de ondernemer zich daarvoor zou inzetten. Zij heeft erkend dat het mogelijk is met een rookkamer niet-rokers te beschermen. Voorts wil de ondernemer rokers tegen zichzelf beschermen. Zij zijn verslaafd en de ondernemer wil hen stimuleren met roken te stoppen. Om roken te ontmoedigen moet dat buiten en in eigen tijd plaatsvinden. Zij gaat er echter aan voorbij dat de rokers niet door hun werkgever beschermd willen worden. Voor het recht is een nicotineverslaving geen reden om aan te nemen dat rokers hun wil niet in volledige vrijheid zouden kunnen bepalen. Rokers nemen bewust en vrijwillig een groot risico, en zij mogen dat doen, zolang zij een ander geen schade toebrengen. Roken is immers niet in het algemeen verboden. Het ‘recht’ om rokers tegen zichzelf te beschermen is echter niet vanzelfsprekend. Als werkgeefster heeft de ondernemer een zorgplicht voor veiligheid en gezondheid van haar werknemers in de arbeidssituatie. De Tabakswet legt aan werkgevers de verplichting op zodanige maatregelen te treffen dat werknemers kunnen werken zonder daarbij hinder of overlast van rokers te ondervinden en moeten rookverboden worden ingesteld voor categorieën van ruimten die bij AMvB zijn aangewezen. Dit samenstel van regels is gericht op bescherming van niet-rokende werknemers en bezoekers van openbare ruimten. Een opdracht om rokers tegen zichzelf te beschermen mag daarin niet worden gelezen. Zolang rechtens geldt dat een roker in vrijheid bewust een groot gezondheidsrisico neemt en dat ook mag nemen, moet de ondernemer de keuze van werknemers voor roken respecteren. 

Met betrekking tot het arbeidsverzuim geeft de rechter aan dat rokers naar de rookkamer moeten om te roken. In veel ondernemingen is er een onvrede bij niet-rokers over de tijd die rokers besteden aan roken en de gevolgen daarvan voor de onderneming (onbereikbaarheid tijdens roken en niet-rokers die dan voor rokers moeten waarnemen en rokers die zich niet bewust zijn van de tijd die zij aan roken besteden). De door de ondernemer gemaakte, doch een weinig serieuze indruk makende, schatting van de loonsom die zou zijn gemoeid met het arbeidsverzuim door roken, zal worden gelaten voor wat hij is. De OR heeft aangevoerd dat medewerkers in de rookkamer telefonisch bereikbaar zijn en dat daar ook werkoverleg plaatsvindt. De rookkamer bevordert individuele reflectie en informele informatie-uitwisseling. De OR gaat er hierbij echter aan voorbij dat niet-rokers hier per definitie buiten staan. Niet aannemelijk is gemaakt dat in de rookkamer op zinvolle wijze arbeid wordt verricht. Dat vormt op zichzelf geen reden de rookkamer te sluiten. De OR heeft aangevoerd dat het een illusie is te denken dat er werktijd wordt gewonnen door buiten in plaats van binnen te roken. De Kantonrechter onderschrijft deze opmerking. Medewerkers zijn immers buiten niet beschikbaar voor werkzaamheden. De OR is bereid te overleggen over tijdregistratie bij de rookkamer en reglementeren van rookpauzes. Dit is echter niet eerder ter sprake gebracht. De ondernemer heeft diverse mogelijkheden om arbeidsverzuim van rokers tegen te gaan niet onderzocht. Constructief overleg met de OR had op dit punt waarschijnlijk wel tot een oplossing geleid. 

Tot slot gaat de kantonrechter in op het laatste argument van de ondernemer: het sluiten van de rookkamer levert extra vergaderruimte op. De ondernemer heeft niet onderbouwd dat er gebrek aan vergaderruimte zou zijn. Het belang van extra vergaderruimte is van onvoldoende gewicht. De ondernemer wil, aansluiting zoekend bij het denken in de maatschappij over het roken, uitdragen dat zij geheel rookvrij is en daarom moet de rookkamer dicht. Daarmee wordt het besluit in hoge mate symbolisch en politiek van aard. Afweging van concrete belangen binnen de organisatie ligt er niet aan ten grondslag. Gelet op een en ander heeft de ondernemer in redelijkheid niet tot het voorgenomen besluit kunnen komen. 

Gezien het voorgaande is de weigering van de OR om met het voorgenomen besluit in te stemmen niet onredelijk en zijn er geen bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen die vergen dat de rookkamer in het gemeentehuis gesloten wordt. Het verzoek wordt dus afgewezen.

DATUM UITSPRAAK: 11 april 2006
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Zierikzee 
NAAM PARTIJEN: Gemeente Schouwen-Duiveland/OR Schouwen-Duiveland 
VINDPLAATS: JAR 2006/113 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht