Faciliteiten OR
Uitspraak: Onvoldoende bezwaar tegen kosten

Uitspraak: Onvoldoende bezwaar tegen kosten

Kan de ondernemer met succes weigeren te betalen voor werkzaamheden door een door de OR ingeschakelde deskundige verricht, voordat hij van de hoogte van de daarmee (naar verwachting) gemoeide kosten in kennis was gesteld? (JAR 2009/171)

Uitspraak Kantonrechter Delft: Nee, het bezwaar van de ondernemer tegen de hoogte van de kosten van eiser is niet voldoende inhoudelijk onderbouwd; onder de gegeven omstandigheden van dit geval kan de ondernemer thans niet met succes aan eiser tegenwerpen dat de OR – dan wel eiser – hem niet tijdig van de hoogte van de te verwachten kosten in kennis heeft gesteld.

Situatie:

Eiser is op 1 april 2008 benaderd door de OR voor het als deskundige verrichten van werkzaamheden voor de OR. Eiser heeft in opdracht van de OR m.i.v. 2 april 2008 werkzaamheden verricht. Op 7 april 2008 heeft hij een offerte aan de OR gezonden. Eiser heeft diverse overlegvergaderingen bijgewoond. Na afronding van zijn werkzaamheden heeft eiser aan de ondernemer een eindfactuur gezonden, groot € 9.593,78, waarvan de ondernemer € 7.229,25 heeft betaald. De ondernemer heeft nagelaten het restant te betalen. Eiser vordert betaling van € 2.364,53. Hij legt hieraan voormelde feiten ten grondslag, alsmede het volgende. De OR heeft op 30 januari 2008 een adviesaanvraag ontvangen m.b.t. de voorgenomen overdracht van vestiging Goes en al haar activiteiten aan Zorg Holding BV. Nadat de OR de ondernemer op 1 april 2008 op de hoogte had gesteld van de inschakeling van eiser i.v.m. de advisering door de OR over het voorgenomen besluit, heeft de ondernemer de OR verzocht uiterlijk 14 april 2008 te adviseren. I.v.m. de tijdsdruk is eiser direct aan het werk gegaan. Art 22 lid 1 WOR geeft als beginsel dat de kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor vervulling van de taak van de OR ten laste van de ondernemer komen. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat ook de kosten van de deskundigen die door de OR worden geraadpleegd en die door de OR worden uitgenodigd om overlegvergaderingen bij te wonen voor rekening van de ondernemer komen, dit alles indien de ondernemer van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. De ondernemer heeft de kennisgeving m.b.t. inschakeling van eiser ontvangen, hetgeen blijkt uit zijn reactie van 2 april 2008. 

Het is voldoende als de OR de ondernemer kennis geeft van het feit dat een deskundige is ingeschakeld en dat daarmee kosten zijn gemoeid. In de praktijk is ook niet altijd mogelijk tevoren een exacte inschatting te maken van de door de deskundige te maken kosten. De ondernemer heeft noch n.a.v. de eerste kennisgeving noch n.a.v. de offerte bezwaar gemaakt tegen de te maken kosten en evenmin heeft hij aan de bel getrokken toen eiser de OR begeleidde tijdens overlegvergaderingen. De ondernemer was bij aanvang van de werkzaamheden door eiser op de hoogte van de te maken kosten gebracht, heeft hier nimmer tegen geprotesteerd en is dus gehouden alle kosten te dragen. 

De ondernemer stelt dat hij de OR van meet af aan duidelijk heeft gemaakt dat de kosten van door de OR ingeschakelde externe deskundigen slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien de OR het kostenplaatje van die deskundige(n) vooraf aan de ondernemer heeft medegedeeld, zodat hij – voordat aan een deskundige opdracht werd gegeven – (i) wist waar hij uit kostenoogpunt aan toe was en (ii) zich bovendien als ondernemer op voorhand een beeld had kunnen vormen over de redelijkheid, de noodzaak en de omvang van de (geschatte) kosten van de deskundige(n). De kosten van deskundigen komen ingevolge art 22 lid 2 WOR alleen voor rekening van de ondernemer wanneer deze kosten vooraf aan hem zijn medegedeeld. De kosten van de op 2, 3 en 7 april 2008 verrichte werkzaamheden zijn niet vooraf aan de ondernemer medegedeeld en behoeven dus o.g.v. de wet niet door hem te worden betaald. Op 16 april 2008 heeft hij een offerte van de kosten van eiser ontvangen. Pas toen heeft de OR die offerte aan hem ter beschikking gesteld. Dat er sprake zou zijn van een zodanige door de ondernemer opgelegde “tijdsdruk” waardoor eiser in redelijkheid niet in staat zou zijn geweest tijdig, d.w.z. voorafgaand aan het begin van de werkzaamheden, een offerte uit te brengen, wordt door hem betwist.

Kantonrechter:

De kern van het geschil betreft de uitleg van art 22 lid 2 WOR en m.n. de vraag of de ondernemer met succes kan weigeren te betalen voor werkzaamheden door een door de OR ingeschakelde deskundige verricht voordat hij van de hoogte van de daarmee (naar verwachting) gemoeide kosten in kennis was gesteld. Art 22 lid 1 WOR bepaalt dat de redelijkerwijs noodzakelijke kosten voor vervulling van de taak van de OR voor rekening van de ondernemer zijn. Lid 2 van dat artikel voegt toe dat de kosten van het inschakelen van deskundigen door de OR, met inachtneming van de hoofdregel van lid 1, slechts ten laste van de ondernemer zijn, indien hij van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. De achterliggende gedachte bij lid 2 van art 22 WOR is dat de ondernemer in staat moet zijn om tevoren tegen de noodzaak van het inschakelen van een deskundige en (of) de omvang van de in dat kader te maken kosten bezwaar te maken. De WOR kent een voorziening hoe OR en ondernemer in een dergelijk geval hun geschil dienen op te lossen (procedure bij Bedrijfscommissie en Ktr). Vast staat dat de OR dadelijk na inschakeling van en (daags) voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden door eiser de ondernemer daarvan op de hoogte heeft gesteld. Tegen de kennelijk door de OR ervaren noodzaak tot het inschakelen van eiser als zodanig heeft de ondernemer geen bezwaar gemaakt. De OR dan wel eiser als de door de OR in te schakelen deskundige heeft er evenwel niet voor gezorgd dat de ondernemer van de naar verwachting met die werkzaamheden gemoeide kosten op de hoogte was voordat hij met de werkzaamheden aanving. Daarmee heeft de OR – dan wel eiser – niet strikt overeenkomstig de bedoeling van de WOR gehandeld. Eiser heeft echter gesteld dat de ondernemer de OR slechts een termijn tot 14 april 2008 had gegund voor het geven van advies en dat er daardoor een grote tijdsdruk was ontstaan, zodat eiser met zijn werkzaamheden niet kon wachten. Weliswaar heeft de ondernemer betwist dat er een zodanige tijdsdruk was dat eiser niet voorafgaande aan zijn werkzaamheden de offerte had kunnen uitbrengen, maar dat verweer wordt niet verder onderbouwd, terwijl eiser onweersproken heeft gewezen op het feit dat de ondernemer reeds op 14 april 2008 aan de OR berichtte dat hij tot uitvoering van zijn voorgenomen besluit overging, daar het advies van de OR nog niet was ontvangen. Gelet op het feit dat hij ook niet heeft weersproken dat aan de OR een termijn tot 14 april 2008 voor advies was gegund, kan de conclusie zijn dat er sprake was van grote tijdsdruk. Door de ondernemer is niet gesteld en evenmin is anderszins gebleken dat hij, na op of omstreeks (uiterlijk) 16 april 2008 kennis te hebben genomen van de offerte van eiser en daarmee van de hoogte van de door eiser voor zijn werkzaamheden in rekening te brengen kosten, tegen de noodzaak eiser in te schakelen of tegen de hoogte van het door deze in rekening te brengen honorarium enig bezwaar heeft geuit. Ook in deze procedure wordt het bezwaar van de ondernemer tegen de hoogte van de kosten van eiser niet voldoende inhoudelijk onderbouwd. Onder de gegeven omstandigheden van dit geval kan de ondernemer thans niet met succes aan eiser tegenwerpen dat de OR – dan wel eiser – hem niet tijdig van de hoogte van de te verwachten kosten in kennis heeft gesteld. Die omstandigheden zijn o.m.: de korte termijn voor het uitbrengen van advies door de OR; de ondernemer wel tijdig wist dat eiser werd ingeschakeld; de ondernemer tegen inschakeling van eiser toen geen bezwaar heeft gemaakt; de ondernemer ook na het bekend worden van de door eiser geraamde kosten daartegen evenmin bezwaar heeft gemaakt; de ondernemer wel en zonder enig protest t.a.v. de hoogte daarvan, de kosten voor werkzaamheden vanaf medio april 2008 voor zijn rekening heeft genomen en niet voldoende onderbouwd door de ondernemer is gesteld en evenmin anderszins is gebleken dat de kosten van eiser niet redelijk zouden zijn geweest. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de vordering toewijsbaar.

DATUM UITSPRAAK: 23 april 2009
RECHTERLIJK COLLEGE:Ktr Delft
NAAM PARTIJEN: Dubois & Co Registeraccountants / Stichting Thuiszorg Nederland
VINDPLAATS:JAR 2009/171

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht