Uitspraak: Onthouden van advies
Kan de OR de beroepsprocedure van art. 26 WOR gebruiken als de OR geen advies heeft uitgebracht over de reorganisatie? (JAR 1994/231)
Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, de OR had advies moeten uitbrengen om de beroepsprocedure te kunnen volgen. De OR had negatief kunnen adviseren in plaats van vast te houden aan alternatieven die de ondernemer gemotiveerd heeft verworpen. (art. 25 WOR; art. 26 lid 1 WOR)
Situatie:
De Stichting Samenwerkende Havenbedrijven (SHB) houdt een arbeidspool in de Rotterdamse haven in stand, ten dienste van de deelnemende bedrijven. De kosten van de zogenaamde leegloop van de werknemers in dienst van SHB worden gedragen door de garanderende deelnemers, terwijl ook op grond van de Havenbijdrageregeling een substantiële bijdrage uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF) wordt ontvangen. Volgens de ondernemer is door onvoldoende flexibele inzetmogelijkheden de leegloop onaanvaardbaar hoog. Het aantal aan SHB deelnemende bedrijven is aanzienlijk teruggelopen, terwijl nog verdergaande terugloop is te voorzien. Bovendien dreigt de AWF-bijdrage te vervallen. Om aan de problemen het hoofd te bieden vraagt de ondernemer op 3 jan. 1994 aan de OR advies met betrekking tot een aantal voorgenomen besluiten. Voorgesteld wordt onder meer een besloten vennootschap op te richten met een eigen vermogen van 15 miljoen, waarin de deelnemende bedrijven aandelen nemen, en daaraan de aktiviteiten van de stichting SHB over te dragen. De herstructurering zou gepaard moeten gaan met inkrimping van het personeelsbestand van 1400 naar 1100 werknemers middels een ouderenregeling en natuurlijk verloop. De nieuwe BV zou op basis van commerciële contracten de werknemers detacheren. De OR werd verzocht vóór 15 februari 1994 te adviseren. De OR onderkende de gesignaleerde problemen, maar wenste met de ondernemer te overleggen over een buiten het kader van de adviesaanvraag opgestelde 'bespreekpunten-notitie', waarin uitgangspunten worden geformuleerd als een "totaal-pakket" ter oplossing van de problemen. De ondernemer toonde zich bereid de uitstap buiten het adviestraject te maken, onder de voorwaarde dat op korte termijn conclusies werden getrokken. Bij brief van 27 april 1994 aan de OR konstateert de ondernemer dat het overleg daarover is vastgelopen en dat hij terugkeert naar de adviesaanvraag van 3 januari 1994 en dat hij de OR verzoekt binnen een maand advies uit te brengen. De OR verwerpt daarop d.d. 2 mei 1994 de terugkeer naar het adviestraject als volstrekt onvruchtbaar en stelt dat dit slechts zal leiden tot een geargumenteerd negatief advies. In de overlegvergadering van 10 mei 1994 zette de ondernemer nogmaals uiteen waarom de voorstellen van OR met betrekking tot de financiering van de SHB geen oplossing bieden. Bij brief d.d. 27 mei 1994 stelde de OR nogmaals zijn eigen voorstel nader te onderzoeken en geen advies uit te brengen. Bij brief dd.. 20 juni 1994 deelde de ondernemer mee besloten te hebben overeenkomstig zijn voornemen. De OR ging in beroep.
Ondernemingskamer:
De OR wenste vast te houden aan de in de 'bespreekpunten-notitie' genoemde alternatieven, ook nadat die door de ondernemer gemotiveerd waren verworpen. Het had dan ook op de weg van de OR gelegen om een gemotiveerd negatief advies uit te brengen, zoals aangekondigd in zijn brief d.d. 2 mei 1994. In plaats daarvan heeft de OR geen advies uitgebracht, maar zijn (bekende) standpunten herhaald. De OR kan, nu hij er ondanks (herhaald) verzoek van de ondernemer voor heeft gekozen geen advies uit te brengen, niet in zijn beroep worden ontvangen.
DATUM UITSPRAAK: 6 oktober 1994
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad van de Stichting Samenwerkende Havenbedrijven te Rotterdam / Stichting Samenwerkende Havenbedrijven te Rotterdam
VINDPLAATS: JAR 1994/231
Advokatenkollektief Utrecht