Uitspraak: Onthouden instemming functie projectleider
Heeft de MR terecht zijn instemming onthouden aan het creëren van de functie projectleider, omdat in een tijd van steeds schaarser wordende middelen een onnodig zware top ontstaat die een extra druk legt op het budget? (21 oktober 2009, Rol nr. 104224 en MR & Recht 2009 afl. 4 blz. 9 e.v.)
Uitspraak Landelijke Commissie voor Geschillen WMS: nog los van de vraag of projectleider een topfunctie is komen er niet meer managementfuncties bij, omdat er in ieder geval twee directeursfuncties komen te vervallen in de nieuwe constructie. In die zin is er geen sprake van uitbreiding van de top en heeft het bestuur in redelijkheid tot het voorstel kunnen komen.
Situatie:
De MR heeft ingestemd met het strategisch plan 2009-2012, onder de voorwaarde dat de hieruit voortvloeiende organisatorische en financiële veranderingen tijdig ter instemming zouden worden voorgelegd aan de MR. In het strategisch plan zijn 3 speerpunten vastgesteld: academisering, internationalisering en excellentie. Op deze terreinen was op dat moment zowel een aantal organisatorische onderdelen als individuele medewerkers actief, namelijk:
• Strategisch Centrum Internationalisering (SCI)/International Office;
• Dienst Kennis- en onderzoeksfaciliteiten en contractactiviteiten (DKC);
• Projectdirecteur academisering;
• Instroommanager en projectmedewerker instroommanagement.
De MR heeft ingestemd met het voorstel tot tijdelijke toevoeging van een 3e lid aan het College van Bestuur (CvB) onder de voorwaarde dat geen projectleider aan de strategische stafeenheid zou worden toegevoegd. Het hierop voorgelegde voorstel tot vorming van een strategische stafeenheid wordt afgekeurd door de MR; wel stemde hij alsnog zonder voorwaarden in met tijdelijke benoeming van een 3e lid van het CvB. Later onthoudt de MR zich algeheel van instemming.
Het CvB stelt zich op het standpunt dat het van essentieel belang is dat de strategische speerpunten uit het strategisch plan in samenhang worden uitgewerkt. Daarom wil hij alle strategische beleidsontwikkeling onderbrengen bij één strategische stafeenheid om de geïntegreerde benadering zoveel mogelijk te bevorderen en de herkenbaarheid binnen en buiten de organisatie zo groot mogelijk te maken. De setting van de verschillende organisatorische eenheden en medewerkers die de afgelopen planperiode hebben gefunctioneerd, past hier niet meer bij. In de bestaande situatie vallen de betreffende eenheden en functionarissen buiten de interne overlegstructuur. Dat is een onwenselijke situatie. In het voorstel heeft de stafeenheid een projectleider. Op basis van gangbare managementprincipes en uitgangspunten binnen B heeft een staf met een omvang van 9,9 fte een leidinggevende die o.a. verantwoordelijk is voor de coördinatie en de gesprekscyclus. Om duidelijk te maken dat deze functie is gekoppeld aan dit strategisch plan en daardoor in tijd is begrensd, is er gekozen voor de functie van projectleider. Omdat het in het CvB nog ontbrak aan bestuurlijk-academische ervaring en het daarbij behorende netwerk, is voor de duur van het strategisch plan een 3e lid aan het CvB toegevoegd, met een betrekkingsomvang van 0,5. Dit lid is niet benoemd om de strategische stafeenheid aan te sturen. Het CvB weerspreekt de stelling dat er een nieuwe topfunctie wordt gecreëerd en dat de top daarmee te zwaar wordt.
De MR onderschrijft het strategisch plan 2009-2012. Al t.t.v. vaststelling van dit plan is ter sprake gekomen dat het voor het huidige CvB een te zware taak was om bestaande taken en werkzaamheden die voortvloeien uit het plan, uit te voeren. De MR heeft daarom uiteindelijk ingestemd met benoeming van een 3e lid CvB. Hij ziet geen meerwaarde voor het creëren van een 2e topfunctie: de projectleider. Met benoeming van het 3e lid moet het CvB in staat worden geacht zelf sturing te geven aan realisering van het beleidsplan. Door het creëren van de functie projectleider in een tijd van steeds schaarser wordende middelen, ontstaat een onnodig zware top die een extra druk legt op het budget.
Commissie:
De bezwaren van de MR hebben m.n. betrekking op de nieuwe functie van projectleider. Deze zou volgens hem een (te) groot beslag leggen op de middelen en zou ook qua werkzaamheden geen toegevoegde waarde hebben. De Commissie overweegt dat, nog los van de vraag of projectleider een topfunctie is, er niet meer managementfuncties komen omdat er in ieder geval 2 directeursfuncties komen te vervallen in de nieuwe constructie. In die zin is er geen sprake van uitbreiding van de formatie of van de top. Door de ambities in het strategisch plan en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden voor de staf in relatie met het opheffen van de oude organisatorische stafdiensten en de nieuw te vormen stafeenheid, ontstaat er een dusdanig nieuwe situatie dat het niet onredelijk is dat daar één leidinggevende voor wordt aangesteld. Gezien aard en inhoud van de in het voorstel beschreven beoogde werkzaamheden van de leidinggevende, lijkt het de Commissie niet realistisch dat één van de seniorbeleidsmedewerkers dit naast zijn eigenlijke werkzaamheden zou kunnen doen, zoals door de MR is gesuggereerd. Alles overziende oordeelt de Commissie dat het CvB in redelijkheid tot het voorstel tot instelling van een centrale stafeenheid met daarbij de functie van projectleider heeft kunnen komen.
DATUM UITSPRAAK: 21 oktober 2009
RECHTERLIJK COLLEGE: Landelijke Commissie voor Geschillen WMS
NAAM PARTIJEN: College van Bestuur B / MR B
VINDPLAATS: Rol nr. 104224 en MR & Recht 2009 afl. 4 blz. 9 e.v.
Advokatenkollektief Utrecht