Medezeggenschap Onderwijs
Uitspraak: Onthouden instemming aan begroting

Uitspraak: Onthouden instemming aan begroting

Heeft de SMR terecht zijn instemming onthouden aan de begroting? (10 juli 2009, Rol nr. 104094 en MR & Recht 2009 afl. 4 blz. 7 e.v.) 

Uitspraak Landelijke Commissie voor Geschillen WMS: de verhoudingen tussen partijen zijn dermate verstoord dat van reële medezeggenschap geen sprake is geweest, maar onder de gegeven omstandigheden heeft het bestuur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgestelde begroting kunnen komen.

Situatie:

De begroting 2008-2009 van de School of Economics is door de directeur van de School aan de SMR ter instemming voorgelegd. De SMR heeft instemming aan de begroting 2008-2009 onthouden. Vervolgens hebben de voorzitter van de HMR en de waarnemend directeur bestuurszaken A aan de directeur van de School en de voorzitter van de SMR schriftelijk een bemiddelingsvoorstel voorgelegd. De directeur van de School heeft met dit voorstel ingestemd. De SMR heeft aangegeven bij onthouding van instemming te blijven. Ten slotte heeft het College van Bestuur het instemmingsgeschil aan de Commissie voorgelegd. De SMR heeft verklaard dat hij niet meer in aanwezigheid van zijn voorzitter kan vergaderen en overleggen met de directeur vanwege een arbeidsconflict tussen de directeur en de voorzitter van de SMR. Overleg is daardoor gestaakt.

Het College van Bestuur geeft aan dat de begroting 2008 – 2009 onderwerp van het geschil is. De SMR heeft onthouding van instemming echter mede gebaseerd op punten die niet of slechts zijdelings op deze begroting betrekking hebben. De SMR heeft een aantal redenen gegeven voor onthouding van instemming: onduidelijkheid over enkele begrotingsposten (en hun relatie met het personeelsplan en eventuele boventalligheid) en de uitvoering van het taakbeleid. Deze kritiek was niet voldoende relevant om instemming van de begroting te onthouden. De HMR geeft aan dat de SMR niet met het voorstel voor de begroting 2008-2009 heeft ingestemd om 3 redenen.

  • De SMR mist een personeelsplan waarin staat beschreven welke personeelsreductie moet worden bereikt en op welke manier dat vorm zal krijgen.
  • De SMR heeft onder de voorwaarde van een taakbelastingsonderzoek ingestemd met de begroting 2007-2008. Het taakbelastingsonderzoek heeft niet plaatsgevonden. Ook in de normering van de normjaartaak is niets aangepast.
  • De SMR heeft ondanks herhaalde verzoeken geen inzicht gekregen in enkele begrotingsposten (interne doorleen, voorzieningen personeel). De begroting was        überhaupt zodanig vormgegeven dat deze niet te begrijpen was. Enkele stukken die het College van Bestuur heeft ingediend bij aanmelding van het geschil en die enige verduidelijking geven, heeft de SMR niet eerder gezien of ontvangen.

Ter zitting heeft de SMR aangegeven dat niet zozeer de onduidelijkheid over de begroting reden is om niet met het voorstel in te stemmen, maar de keuzes die door de School zijn gemaakt bij besteding van de inkomsten. In de bemiddelingspoging was sprake van een herhaling van zetten. De bezwaren van de SMR leidden niet tot wijziging van de begroting. Vandaar dat de SMR bij onthoudng van instemming bleef.

Commissie:

Het overleg heeft zijn gebreken gehad. Beide partijen zullen daarin een rol hebben gespeeld. Gebleken is dat het arbeidsconflict met de voorzitter van de SMR daarbij in grote mate een complicerende factor is geweest en nog steeds is. De SMR heeft zijn instemming mede onthouden aan de begroting 2008-2009 omdat hij het niet eens is met het taakbeleid van de School zoals dat de afgelopen jaren is uitgevoerd en de wijze waarop vorm en uitvoering werd gegeven aan de door het College van Bestuur opgelegde bezuiniging. Hetzelfde geldt over het ontbreken van een personeelsplan en m.n. de wijze waarop gekomen is tot een aantal functiegroepen. Ook beide gevallen geldt dat de instemmingsprocedure m.b.t. de begroting niet de geëigende weg is om deze kwestie aan de orde te stellen.

Alles overziende is de Commissie van oordeel dat de verhoudingen tussen partijen dermate zijn verstoord dat van reële medezeggenschap geen sprake is geweest. Nu niet gebleken is dat het compleet spaak gelopen overleg tussen partijen in overwegende mate aan de directeur of de SMR te wijten is en daarenboven het begrotingsjaar bijna voorbij is, meent de Commissie dat het risico hiervan thans niet eenzijdig bij het College van Bestuur/de directeur kan worden gelegd in die zin dat zou moeten worden geconcludeerd dat het College van Bestuur/de directeur niet in redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen. De Commissie komt tot de conclusie dat onder de gegeven omstandigheden geoordeeld moet worden dat het bestuur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgestelde begroting heeft kunnen komen.

DATUM UITSPRAAK: 10 juli 2009
RECHTERLIJK COLLEGE: Landelijke Commissie voor Geschillen WMS
NAAM PARTIJEN: College van Bestuur Hogeschool A / Hogeschoolmedezeggenschapsraad Hogeschool A
VINDPLAATS: Rol nr. 104094 en MR & Recht 2009 afl. 4 blz. 7 e.v.

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht