Sociaal plan
Uitspraak: Ontbreken sociaal plan (1)

Uitspraak: Ontbreken sociaal plan (1)

Heeft de ondernemer terecht geconcludeerd dat de OR weigerde advies te geven zolang geen sociaal plan tot stand was gekomen? (JAR 2001/199)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, nu een reactie van de ondernemer op het voorstel van de OR uitbleef, is de indruk gewekt dat de ondernemer er mee instemde. Het stond de ondernemer daarom niet vrij om het besluit zonder advies van de OR te nemen. 

Situatie: 

Oceano (Dreumel) maakt samen met haar zusteronderneming Oceano Shipyards (Alblasserdam) BV deel uit van de Oceano Groep. Oceano Dreumel leed verlies. Het negatief vermogen bedroeg eind 2000 ƒ 10.313.254,- . Ook de groep als geheel heeft te kampen met tegenvallende resultaten. Op 6 april 2000 is, in verband met "een tijdelijke teruggang in de werkgelegenheid te Dreumel", tussen de ondernemer en de bonden een garantieovereenkomst gesloten, waarin de ondernemer de werkgelegenheid van de werknemers van Oceano (Dreumel) heeft gegarandeerd tot 1 januari 2002. 

Op 21 april 2000 is tussen de ondernemer en de OR een detacheringsregeling overeengekomen waarin afspraken zijn gemaakt over de wijze en de vergoeding van de kosten van het vervoer van de werknemers van de werf te Dreumel naar de werf te Alblasserdam. Per 6 november 2000 zijn alle activiteiten op de werf in Dreumel gestaakt. Aan de OR is op 26 april 2001 advies gevraagd voor het voorgenomen besluit tot verkoop van de werf te Dreumel. De verkoop had betrekking op het onroerend goed in Dreumel. De voorgenomen verkoop impliceerde dus de definitieve beëindiging van de activiteiten op de werf in Dreumel. 

De ondernemer gaf bij de adviesaanvraag aan dat alle verplichtingen uit de CAO zouden worden nagekomen met betrekking tot het overleg met de vakbonden. Bij brief van 26 april 2001 heeft de ondernemingsraad aan de ondernemer aanvullende informatie gevraagd, waaronder een concept sociaal plan voor werknemers die eventueel overtollig zouden worden. In de overlegvergadering van 22 mei 2001 deelde de ondernemer mee dat iedere medewerker in Dreumel een (individueel) aanbod om te gaan werken in Alblasserdam kan krijgen en dat de directie van Alblasserdam eind 2001 met de bonden zal overleggen over harmonisatie van arbeidsvoorwaarden. 

Bij brief van 23 mei 2001 heeft de OR geschreven dat hij positief zal adviseren over de verkoop als met de vakbonden afspraken zijn gemaakt over de sociale regelingen. Op 28 juni 2001 schreef de ondernemer aan de OR dat hij niet akkoord ging met de door de OR gemaakte koppeling tussen het advies met betrekking tot de verkoop en de eis van een (akkoord over een) sociaal plan. Omdat het risico aanwezig was dat de potentiële koper zich zou terugtrekken, besloot de ondernemer, aldus de brief van 28 juni 2001, tot (medewerking aan) de verkoop van de werf. De OR heeft beroep aangetekend tegen het besluit van 28 juni 2001, omdat het besluit is genomen zonder het advies van de OR af te wachten.

Ondernemingskamer: 

Anders dan de ondernemer heeft aangevoerd is het niet zo dat de OR geweigerd heeft advies uit te brengen. De brief van 23 mei 2001 heeft de ondernemer in redelijkheid niet als een weigering mogen opvatten om (positief) advies uit te brengen indien en zolang geen sociaal plan tot stand zou zijn gekomen. De brief is eerder geformuleerd als een voorstel dat, indien de ondernemer het daarmee niet eens zou zijn geweest, door hem desgewenst, door het stellen van een termijn voor het uitbrengen van advies of het doen van een ander voorstel, van de hand gewezen had kunnen worden. Een (snelle) reactie van de ondernemer op de brief van 23 mei is uitgebleven waardoor de indruk is gewekt dat de ondernemer vooralsnog met het voorstel van de OR instemde, mede gelet op het voor 19 juni 2001geplande overleg met de vakbonden. Nadat de ondernemer het overleg op 19 juni 2001 had uitgesteld, stond het hem niet vrij om onverhoeds, zonder dat daarover advies was uitgebracht, het besluit te nemen. Het besluit is daarom kennelijk onredelijk. De OR heeft het overleg over het sociaal plan aan de bonden overgelaten. Het overleg met de bonden ligt echter voorlopig stil. 

Het risico dat de potentiële koper zal afhaken als de besluitvorming nog lange tijd zal vergen, is niet denkbeeldig. Intrekking van het besluit dient geen redelijk doel terwijl het de ondernemer aanzienlijke schade kan opleveren, zodat de gevraagde voorziening wordt afgewezen.

DATUM UITSPRAAK: 13 september 2001
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer 
NAAM PARTIJEN: OR Oceano Shipyards (Dreumel) BV / Oceano Shipyards (Dreumel) BV 
VINDPLAATS: JAR 2001/199; JOR 2001/261

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht