Rechtspositie OR-leden
Uitspraak: Ontbindingsverzoek verband met OR-lidmaatschap

Uitspraak: Ontbindingsverzoek verband met OR-lidmaatschap

Krijgt ondernemer toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer die lid is van de OR te beëindigen? (ECLI:NL:RBDHA:2014:15680, TRA 2015/29 en RvM 2015 afl. 1 blz. 7 e.v.) Uitspraak Kantonrechter Den Haag: Nee, werknemer heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn OR-lidmaatschap een rol heeft gespeeld bij het indienen van het verzoek en naar het oordeel van de Kantonrechter is het op zijn minst opmerkelijk dat binnen korte tijd de helft van de OR blijkbaar, al of niet vrijwillig, vertrokken is.

Situatie

Werknemer, medewerker dagbesteding, is lid van de OR van PerspeKtief.

Hij is middels detachering werkzaam op de inpakafdeling bij “Doel”, een samenwerkingsverband met GGZ Delfland, waar cliënten met psychiatrische problemen een dagbesteding wordt geboden. PerspeKtief verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij voert aan dat enerzijds sprake is van een vertrouwensbreuk of verstoring van de arbeidsrelatie als gevolg van aanhoudend onbehoorlijk gedrag van werknemer en anderzijds mede door zijn eigen handelwijze de functie van werknemer is vervallen. Er zijn klachten ontvangen van cliënten over de bejegening door werknemer. Hij heeft bovendien medewerkers en een lid van de Raad van Toezicht lastiggevallen. Mede gelet op de eerdere officiële waarschuwingen wegens ongepast gedrag die PerspeKtief aan werknemer heeft gegeven, kan van haar niet gevergd worden dat zij werknemer in dienst houdt, temeer daar Doel de detachering van werknemer heeft beëindigd en PerspeKtief geen geschikte andere functie voor hem heeft. Werknemer voert aan dat het verzoek verband houdt met zijn OR-lidmaatschap.

Kantonrechter

Volgens werknemer heeft PerspeKtief de – kritische – OR hard aangepakt. Hij heeft onweersproken gesteld dat oud-OR-voorzitter W onlangs met een regeling is vertrokken nadat hij eerst was geschorst. Z is volgens werknemer ziek door de wijze waarop zij is bejegend. De ambtelijk secretaris van de OR, C, heeft op staande voet ontslag genomen wegens inmenging en intimidatie door mevrouw A (bestuurder van PerspeKtief). In augustus 2014 is R medegedeeld dat zijn contract niet wordt verlengd. PerspeKtief heeft volstaan met ontkenning dat het OR-lidmaatschap van werknemer een rol zou spelen bij het verzoek.

Naar het oordeel van de Ktr is het op zijn minst opmerkelijk dat binnen korte tijd de helft van de OR blijkbaar – al of niet vrijwillig – vertrokken is. De brief van C aan de Inspectie SZW schetst een negatief beeld van de arbeidsomstandigheden, m.n. van de psychosociale arbeidsbelasting bij medewerkers, werkzaam in het primaire proces, binnen de organisatie.

Daarin noemt zij expliciet de eis van mevrouw A dat alle OR-leden, en ook mevrouw C als ambtelijk secretaris, dienden te verklaren dat zij haar ten volle vertrouwden. PerspeKtief heeft e.e.a. niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Werknemer heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn OR-lidmaatschap een rol heeft gespeeld bij het indienen van het verzoek.

Bovendien kan onvoldoende vastgesteld worden wie welke klachten over werknemer heeft geuit doordat PerspeKtief de identiteit van de klager(s) niet bekend wil maken. Daardoor is het evenmin mogelijk te onderzoeken hoe de ernst van de gestelde klachten gewogen dient te worden terwijl de context waarbinnen de beweerdelijk door werknemer tegen cliënten gemaakte opmerkingen ook onbekend blijft. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.

Instantie:       Kantonrechter Den Haag 15 december 2014
Partijen:         Stichting PerspeKtief / Werknemer
Vindplaats:    ECLI:NL:RBDHA:2014:15680, TRA 2015/29 en RvM 2015 afl. 1 blz. 7 e.v.

Bron: Sprengers Advovcaten Utrecht

 

Deel dit bericht