Uitspraak: Ontbinding arbeidsovereenkomst OR lid na vrijstelling voor OR werk
Houdt het ontbindingsverzoek van werkgever verband met het opzegverbod vanwege lidmaatschap OR? (JAR 2015/246)
Uitspraak Kantonrechter Arnhem: Nee, de ontbinding wordt verzocht door (onder meer) het ontbreken van herplaatsingsmogelijkheden; dat werknemer vermoedt dat zijn OR lidmaatschap wel een rol speelt is niet genoeg om daarvan uit te gaan, te meer er onvoldoende feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken waaruit dat zou kunnen worden afgeleid; dat betekent dat het opzegverbod niet in de weg staat aan ontbinding.
Situatie
De werknemer is lid en voorzitter van de OR en de COR en voorzitter van de Euro OR. In een brief van 17 september 2012 staat dat per I oktober 2012 zijn functie komt te vervallen, hij per die datum is vrijgesteld van werk tot 1 mei 2015 i.v.m. zijn lidmaatschap van de Euro OR (zijn bijzondere expertise in dit kader was reden de arbeidsovereenkomst nog niet te beëindigen). Mocht hij geen werk voor de (Euro) OR meer verrichten, dan zal WKNL er naar streven dat hij kan worden herplaatst in een andere passende functie binnen of buiten de organisatie. In 2015 doet WKNL een beëindigingsvoorstel omdat er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn. De werknemer is daarop niet ingegaan. WKNL verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding van € 270.400,– bruto en een vergoeding van een outplacementtraject van € 4.000,–.
Kantonrechter
De Ktr ziet geen reden aan te nemen dat het verzoek verband houdt met een opzegverbod. De ontbinding wordt verzocht o.g.v. het eindigen van de periode waarin werknemer volledig is vrijgesteld van arbeid t.b.v. zijn OR werkzaamheden en het ontbreken van herplaatsingsmogelijkheden binnen WKNL. Dat hij het vermoeden heeft dat zijn lidmaatschap van de verschillende ondernemingsraden wel een rol speelt, is niet genoeg om daarvan uit te gaan. Er zijn ook onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd of gebleken waaruit dat zou kunnen worden afgeleid. Dat betekent dat het opzegverbod niet in de weg staat aan ontbinding.
WKNL legt aan. haar verzoek ten grondslag dat werknemer tot 1 mei 2015 was vrijgesteld van werk, conform de afspraken in de brief van 17 september 2012, en dat er binnen WKNL geen functies beschikbaar zijn, waarin werknemer kan worden herplaatst. Werknemer betwist dat hij die brief heeft ontvangen. Dit is onaannemelijk. Hij betwist de overige afspraken in die brief niet, maar alleen de afspraak die betrekking heeft op de einddatum van de vrijstelling. Voorts is het opmerkelijk dat iemand die aangeeft dat hij afspraken altijd schriftelijk laat bevestigen, in dit geval, waarin ook t.a.v. het salaris en de bonus afspraken zijn gemaakt, niet heeft gevraagd waar de bevestiging van de afspraken bleef. Het is daarnaast onaannemelijk dat werknemer de brief niet heeft ontvangen, omdat WKNL met hem in 2015 het gesprek is aangegaan i.v.m. uitvoering van de afspraken zoals vermeld in de brief. Werknemer heeft niet weersproken dat de brief tijdens de gesprekken op tafel heeft gelegen en als basis heeft gediend voor het gesprek. Daar komt bij dat indien de afspraak over het eindigen van de vrijstelling voor het verrichten van werkzaamheden voor de (Euro) OR niet zou zijn gemaakt, WKNL geen aanleiding zou hebben met werknemer in gesprek te gaan. De Ktr gaat er daarom vanuit dat de brief van 17 september 2012 een correcte weergave is van de tussen partijen gemaakte afspraken.
De werknemer betoogt dat in de formulering van de afspraak tegenstrijdigheden zitten. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981 NJ 1981 635; Haviltex). Uit de stukken en de toelichting van partijen leidt de Ktr af dat de werknemer i.v.m. zijn werkzaamheden voor de (Euro) OR is vrijgesteld van werkzaamheden in een reguliere functie tot 1 mei 2015, tenzij hij eerder geen werkzaamheden meer voor de OR of de Euro OR verricht. Nu dit zich niet heeft voorgedaan, eindigt de (volledige) vrijstelling van werk op 1 mei 2015. Vanaf dat moment moet werknemer weer werkzaamheden in reguliere arbeid gaan verrichten. Nu zijn functie per 1 oktober 2012 is vervallen, heeft WKNL terecht bezien of er herplaatsingsmogelijkheden voor hem zijn.
De werknemer heeft onvoldoende onderbouwd dat er voor hem herplaatsingsmogelijkheden bestaan door niet aan te geven welke mogelijkheden tot interne herplaatsing er in zijn optiek aanwezig zijn bij WKNL. De Ktr acht het dus aannemelijk dat er binnen WKNL geen mogelijkheden zijn om hem te herplaatsen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden onder toekenning van de door WKNL aangeboden vergoedingen.
Instantie: Ktr Arnhem 31 augustus 2015
Partijen: Wolters Kluwer Nederland BV/Verweerder
Vindplaats: JAR 2015/246
Sprengers Advocxaten Utrecht