Uitspraak: Omkeerbaarheid besluit
Is een reorganisatiebesluit kennelijk onredelijk vanwege de bezwaren van de OR tegen onderdelen van het reorganisatiebesluit? (ROR 1999/20)
Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, het besluit is niet kennelijk onredelijk. Het is van belang dat de omstreden onderdelen van het besluit niet onomkeerbaar zijn en dat de ondernemer een evaluatie in het vooruitzicht heeft gesteld. De cijfermatige motivering is niet onredelijk en er is voldoende inzicht verschaft in de personele gevolgen. (art. 25 WOR, art. 26 lid 5 WOR)
Situatie:
De bestuurder heeft een reorganisatiebesluit genomen, tegen onderdelen waarvan de ondernemingsraad bezwaar heeft. De ondernemingsraad is het met name niet eens met het feit dat de teams van de onder de afdelingshoofden vallende penitentiaire inrichtingswerkers (PIW-ers) zijn vergroot (en daarmee het aantal afdelingshoofden is teruggebracht) en met het niet meer opnemen van de functie dienstgeleider in de nieuwe organisatie. Bovendien zou niet het voorgeschreven overleg met de vakbonden zijn gevoerd over een specifieke regeling voor de opvang van de sociale gevolgen van de reorganisatie voor het personeel. De ondernemingsraad gaat in beroep.
Ondernemingskamer:
Voorop wordt gesteld dat tussen partijen vast staat dat dit besluit – althans de onderdelen daarvan waartegen de ondernemingsraad bezwaar heeft- naar zijn aard niet onomkeerbaar is en verder dat evaluatie van de gevolgen van -die onderdelen van- het besluit door de ondernemer in het vooruitzicht is gesteld. De cijfermatige motivering van het besluit om het aantal afdelingshoofden te verminderen in die zin dat ieder afdelingshoofd de leiding zal krijgen over twee paviljoens in plaats van over één, komt niet onredelijk voor. Daarbij komt dat erin is voorzien dat de afdelingshoofden nieuwe stijl een kleiner takenpakket zullen krijgen en dat maatregelen zullen worden getroffen ter ondersteuning van hun taken. Met het opheffen van de functie van dienstgeleider en het onderbrengen van de taken en bevoegdheden van de dienstgeleider in het takenpakket van de PIW-ers is beoogd de functie van de PIW-ers dusdanig te verbreden en te verdiepen dat PIW-ers in de nieuwe organisatie flexibeler kunnen worden ingezet. Dat onderdeel van het besluit is evenmin kennelijk onredelijk te achten. Nu de ondernemer heeft verklaard dat een hogere honorering voor PIW-ers wanneer zij en voor zolang zij "dienstgeleiders-taken" op zich nemen, in de nieuwe organisatie tot de mogelijkheden behoort. geldt dit nog minder. De stelling van de ondernemingsraad dat in de personele gevolgen onvoldoende inzicht is verschaft is tegenover het gemotiveerde verweer van de ondernemer onvoldoende toegelicht. Wijst de verzoeken af.
DATUM UITSPRAAK: 15 april 1999
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Penitentiaire Inrichting Over-Amstel / Staat der Nederlanden
VINDPLAATS: ROR 1999/20
Advokatenkollektief Utrecht