Uitspraak: Nakomen afspraken (6)
Heeft de OR instemmingsrecht, omdat de ondernemer door toezeggingen het instemmingsrecht heeft uitgebreid? (ROR 1997/25)
Uitspraak Rechtbank Den Haag: Ja, een besluit tot het op nihil stellen van bepaalde diensten is geen wijziging van de werktijdregeling, maar de ondernemer heeft de bevoegdheden van de OR uitgebreid en is verplicht de toezegging na te komen.
Situatie:
De chef Postverkeer van het Postkantoor Alkmaar heeft in de zomer van 1989 een zomerdienstregeling ingesteld zonder instemming van de OR. Op verzoek van deze OR verbood de President van de Rechtbank Alkmaar d.d. 9 augustus 1989 in kort geding PTT Post om uitvoering te geven aan de zomerdienstregeling tot in een bodemprocedure hierover uitspraak is gedaan. Het Hof bekrachtigde 30 november 1989 het vonnis van de President. Vervolgens startte PTT Post overleg met de GOR met de bedoeling nieuwe afspraken te maken over werktijden en medezeggenschap.
Daarbij werd met de GOR overeengekomen dat aan de regiodirecteuren zou worden geïnstrueerd dat, in afwachting van die nieuwe afspraken, vast moest worden gehouden aan de (tijdelijke) gedragslijn dat ook instemming zal worden gevraagd indien sprake is van aanpassing van diensten zonder dat dit gevolgen heeft voor de werktijden. Deze instructie werd door PTT Post bij brief van 1 december 1989 aan de regiodirecteuren gegeven.
Die nieuwe afspraken met de GOR zijn niet tot stand gekomen. In 1995 ontstond in het rayon Amsterdam weer een geschil over het instemmingsrecht bij de wijziging van een dienstregeling. Daarop sommeerde de GOR bij brief van 8 februari 1996 PTT Post schriftelijk kenbaar te maken of zij bereid is de in 1989 gemaakte afspraak met de GOR na te leven. Hieraan heeft PTT Post niet voldaan. In kort geding vorderde de GOR dat PTT Post de met de GOR gemaakte afspraken zoals die onder meer blijken uit de brief van 1 dec. 1989 aan de regiodirecteuren, onverkort diende na te komen totdat er in de door de GOR aan te spannen bodemprocedure een definitieve rechterlijke uitspraak is dan wel er met de GOR nieuwe afspraken zijn gemaakt. De President wees die vordering van de GOR toe. Daarop vroeg de GOR in een bodemprocedure bij de Kantonrechter om een verklaring voor recht op dit punt, welk verzoek werd afgewezen. Ook in een door de OR aangespannen bodemprocedure stelde de kantonrechter dat de OR in deze geen instemmingsrecht toekwam. Zowel de GOR als de OR gingen in beroep.
Rechtbank:
Het op nihil stellen van bepaalde diensten, waar het hier in rayon Amsterdam om gaat, levert in dit geval op zichzelf geen wijziging van de werktijdregeling op. Maar gelet op de afspraak die in 1989 door de ondernemer is gemaakt en de tekst van de brief aan de regiodirecteuren van 1 dec. 1989, is het instemmingsrecht op dit punt voor ondernemingsraden uitgebreid, hetgeen o.g.v. art. 32 lid 2 WOR mogelijk is. De afspraak had weliswaar een tijdelijk karakter, maar de ondernemer heeft sindsdien zijn voornemen om tot nadere afspraken te komen niet uitgevoerd. Daarom staat het PTT Post niet vrij nu te stellen dat zij niet meer kan worden gehouden aan de verplichting om instemming te vragen. De rechtbank wijst de vordering van de OR alsnog toe. Volgens de rechtbank kan de GOR zich echter niet op die afspraak beroepen: op grond van art. 35 lid 1 WOR kan het instemmingsrecht van de GOR niet op de in art. 32 WOR vermelde wijze worden uitgebreid. Dit wordt niet anders door het feit dat de wetgever van plan is hierin verandering te brengen. (de WOR is met ingang van 4 maart 1998 op dit punt gewijzigd.)
DATUM UITSPRAAK: 29 april 1997
RECHTERLIJK COLLEGE: Rechtbank den Haag
NAAM PARTIJEN: OR Businessunit Brieven PTT Post / PTT Post BV en GOR PTT Post BV / PTT Post BV
VINDPLAATS: ROR 1997/ 25 en 26; JAR 1997/199
Advokatenkollektief Utrecht