Ondernemingsovereenkomst
Uitspraak: Nakomen afspraken (4)

Uitspraak: Nakomen afspraken (4)

Is de ondernemer gebonden aan de met de vorige GOR overeengekomen gedragslijn ter zake van het instemmingsrecht bij de wijziging van dienstregelingen? (ROR 1996/18)

Uitspraak President Rechtbank Den Haag: Ja, een wijziging van de structuur van de onderneming kan een reden zijn die afspraken te wijzigen, maar dat moet dan duidelijk worden afgesproken en ook moet een opzegtermijn gelden voor het opzeggen van oude toezeggingen. 

Situatie: 

De chef Postverkeer van het Postkantoor Alkmaar heeft in de zomer van 1989 een zomerdienstregeling ingesteld zonder instemming van de OR. Op verzoek van deze OR verbood de President van de Rechtbank Alkmaar d.d. 9 augustus 1989 in kort geding PTT Post om uitvoering te geven aan de zomerdienstregeling tot het moment waarop in een bodemprocedure vonnis is gewezen. Volgens de President was namelijk sprake van een instemmingsplichtig besluit als bedoeld in art. 27 lid 1 onder c WOR. 

In afwachting van een uitspraak in het door PTT Post tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep, verzocht PTT Post bij brief van 16 augustus 1989 aan de regiodirecteuren als gedragslijn te hanteren dat in afwachting van een definitieve rechterlijke beslissing ook instemming zal worden gevraagd indien sprake is van aanpassing van diensten zonder dat dit gevolgen heeft voor de werktijden. Het Hof bekrachtigde 30 november 1989 het vonnis van de President, en overwoog daarbij dat de zomerdienstregeling reeds op grond van de daarin opgenomen verschuiving van de maaltijdpauze instemmingsplichtig was. 

Vervolgens startte PTT Post overleg met de GOR met de bedoeling nieuwe afspraken te maken over een voorstel ten aanzien van werktijden en medezeggenschap. Daarbij werd met de GOR overeengekomen dat aan de regiodirecteuren zou worden geschreven dat, in afwachting van het totstandkomen van die nieuwe afspraken, vast moest worden gehouden aan de gedragslijn als verwoord in de brief van 16 augustus 1989. Aldus werd door PTT Post bij brief van 1 december 1989 aan de regiodirecteuren geïnstrueerd. 

Die nieuwe afspraken met de GOR zijn niet tot stand gekomen. In 1995 ontstond in het rayon Amsterdam weer een geschil over het instemmingsrecht bij de wijziging van een dienstregeling. Daarop sommeerde de GOR bij brief van 8 februari 1996 PTT Post schriftelijk kenbaar te maken of zij bereid is de in 1989 gemaakte afspraak met de GOR na te leven. Hieraan heeft PTT Post niet voldaan. In dit geding vordert de GOR dat PTT Post de met de GOR gemaakte afspraken zoals die blijken uit de brieven van 1 dec. 1989 en 16 augustus 1989 aan de regiodirecteuren, onverkort na te komen totdat er in de door de GOR aan te spannen bodemprocedure een definitieve rechterlijke uitspraak is dan wel er met de GOR nieuwe afspraken zijn gemaakt.

President:

PTT Post heeft in 1989 een bepaalde gedragslijn met betrekking tot het instemmingsrecht afgesproken met de (toenmalige) GOR. Die afspraken dienen in beginsel ook naar de huidige GOR in acht genomen te worden. De structuur van PTT Post is na 1989 weliswaar ingrijpend gewijzigd en denkbaar is dat dit gevolgen moet hebben voor de eerder met de GOR gemaakte procedure-afspraken. Maar het had op de weg van PTT Post gelegen om aan de GOR ondubbelzinnig duidelijk kenbaar te maken dat zij zich niet langer aan die gedragslijn gebonden acht. Dat is kennelijk niet gebeurd. Bovendien had daarbij een zekere opzegtermijn in acht behoren te worden genomen. PTT Post is dus gehouden de afspraken met de GOR zoals deze blijken uit de brieven van 1 december en 16 augustus 1989, onverkort na te komen totdat er in een door de GOR binnen één maand na deze uitspraak aan te spannen bodemprocedure een definitieve uitspraak is verkregen dan wel met de GOR andere afspraken ter zake zijn gemaakt.

DATUM UITSPRAAK: 3 april 1996
RECHTERLIJK COLLEGE: President Rechtbank Den Haag
NAAM PARTIJEN: Groepsondernemingsraad PTT Post BV / PTT Post BV
VINDPLAATS: ROR 1996/18; JAR 1996/111

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht