Uitspraak: Motivatie (deel-)besluiten
Is een deelbesluit om binnen NS Reizigers tot bezuinigingen te komen onvoldoende onderbouwd, nu de COR geen bezwaren had tegen het totaalplan en de te volgen methode? (JAR 2003/222)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de ondernemer heeft zijn besluit onvoldoende beargumenteerd.
Situatie:
Binnen NS wordt uitvoering gegeven aan het AIDA-plan. AIDA staat voor Aanpakken van Indirecte Diensten en Activiteiten. Doel is een kostenreductie van tientallen miljoenen Euro (40% per unit) en het flexibel en efficiënt maken van NS. Het totaalplan AIDA is aan de COR voorgelegd. Deze heeft tegen de voorgestane aanpak geen bezwaren aangevoerd. Vervolgens worden de deelbesluiten in het kader van AIDA ter advisering toebedeeld aan de onderscheiden ondernemingsraden, waaronder die van NSR. De directie van NSR heeft over een veelheid van deelbesluiten advies gevraagd aan de ondernemingsraad van NSR. Het betreft onder meer het opheffen van materiaalkeuringen, het onderbrengen van huisvesting bij NS Stations Concernhuisvesting, het aanstellen van netwerkportefeuillehouder, beëindigen van assistentieverlening op perrons, het inleveren van een vacature bij het secretariaat, optimaliseren van de administratie etc. De OR heeft na een vragenrondje alle voorgenomen besluiten voorzien van een negatief advies. De motivering daarvan was dat er geen cijfermatige motivering van het besluit is, geen uitleg van een bedrijfseconomische noodzaak van de bezuinigingen, vragen zijn onvoldoende beantwoord en de maatregelen ter opvang van de gevolgen voor het personeel zijn onvoldoende.
Ondernemingskamer:
De OR heeft terecht naar voren gebracht dat een aantal argumenten waarmee de bestuurder zijn besluit van 11 december 2000 heeft gemotiveerd, niet bij de adviesaanvraag aan de orde zijn geweest zodat de OR die argumenten in zijn advies niet heeft kunnen meewegen. Uitgangspunt is dat het de ondernemer vrij stond om, als gevolg van gewijzigd inzicht, het besluit tot verbouwing te heroverwegen en vervolgens een voorgenomen besluit om (toch) te verhuizen ter advisering voor te leggen. Het stond hem daarbij echter niet vrij om in het kader van de nieuwe besluitvorming de mogelijkheid van de -eerder goedgekeurde- verbouwing bij voorbaat als alternatief uit te sluiten. Gegeven de eerdere advisering en besluitvorming had de ondernemer aan de OR de resultaten van een afweging tussen verbouwing enerzijds en verhuizing anderzijds moeten voorleggen. Daarbij hadden de financiële gevolgen, de cultuur binnen de onderneming en dergelijke aan de orde kunnen komen en zouden de beweegredenen van de ondernemer voor het voorgenomen besluit tot verhuizing duidelijk zijn geworden. De in het besluit zelf gegeven redengeving is te laat gekomen. Aan een zinvolle afweging tussen de alternatieven staat ook nu niet zonder meer in de weg dat de termijn van het huurcontract binnenkort afloopt. Nu partijen het erover eens zijn dat voortgezet gebruik zonder verbouwing van het pand niet reëel is, zou de beslissing om niet meer in het pand te investeren in feite mee brengen dat de beslissing om te verhuizen in feite al was genomen, zodat het advies niet meer van wezenlijke invloed kon zijn. Dat de bestuurder door de Raad van Bestuur voor een voldongen feit werd gesteld doet hieraan niets af. De ondernemer moet het besluit intrekken en de gevolgen daarvan ongedaan maken.
DATUM UITSPRAAK: 20 juni 2003
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad NS Reizigers BV / NS Reizigers BV
VINDPLAATS: JAR 2003 / 222
Advocatenkollektief Utrecht