Uitspraak: Motivatie besluit (8)
Heeft een adviesaanvraag over een saneringsplan dat onvoldoende is onderbouwd tot gevolg dat het besluit kennelijk onredelijk is? (ROR 1997/3)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, het besluit is kennelijk onredelijk want de ondernemer is ernstig tekortgeschoten in de motivering van de adviesaanvraag. De ondernemer moet het besluit intrekken. (art. 25 lid 1b WOR, art. 26 lid 5 WOR)
Situatie:
Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) heeft in 1993 aan De Opdracht steun verleend aan een saneringsplan voor een bedrag van 23 miljoen. Omdat De Opdracht het saneringsplan niet volgens de met het CFV gemaakte afspraak heeft uitgevoerd wordt in 1996 in overleg met het CFV besloten tot de aanstelling van een interim-manager die een nieuw saneringsplan moet opstellen. Over het door deze opgestelde plan wordt aan de OR advies gevraagd. Uitgangspunt bij dit saneringsplan is dat een derde deel van het woningbezit zal worden verkocht, en dat één medewerker voortaan 200 in plaats van 100 woningen zal beheren. Hierdoor zal het aantal werknemers van 60 naar 22 dalen. Een Sociaal Plan is niet opgesteld omdat sprake zou zijn van collectief ontslag op CAO-voorwaarden. Na veelvuldig overleg met de ondernemer adviseerde de OR een nieuw plan uit te werken omdat naar zijn mening het verkoopplan onjuist is, de norm 1 medewerker op 200 woningen onvoldoende is onderbouwd en bovendien onuitvoerbaar lijkt en de gevolgen voor het personeel niet zijn aangegeven. De ondernemer besloot volgens zijn voornemen. Daarop ging de OR in beroep.
Ondernemingskamer:
Het verkoopplan is niet onvoldoende onderbouwd. Los van de verkoop van de woningen is de wijziging in de beheersnorm van 1:100 naar 1:200 verantwoordelijk voor halvering van het personeel dat geen onderhoudstaak heeft. Dat betekent dat aan de motivering van die wijziging hoge eisen moeten worden gesteld. De ondernemer heeft noch tijdens de adviesprocedure noch in dit geding met bescheiden kunnen waar maken dat de nieuwe norm berust op 'landelijke normen' en dat deze norm al elders wordt gehanteerd, laat staan dat deze norm voor De Opdracht redelijkerwijs haalbaar zou zijn. Op zichzelf hoeft een sanering waarbij de tering naar de nering wordt gezet niet onredelijk te zijn, maar dan moet de ondernemer wel inzichtelijk maken waarom zo'n forse inkrimping op zo'n korte termijn onvermijdelijk is. De Opdracht is dan ook ernstig tekort geschoten in de motivering van dit onderdeel van het besluit. Wat betreft de gevolgen van het besluit voor het personeel verwees de ondernemer tijdens adviesprocedure steeds naar de CAO. De bepalingen in de CAO waarop de ondernemer doelde geven echter alleen een overlegplicht en een schadeloosstellingsregeling in geval van reorganisatie. Pas nadat de ondernemer het besluit had genomen is, buiten de OR om, een Sociaal Plan vastgesteld. Het voorgenomen besluit voldoet daarom niet aan de eisen van art. 25 lid 3 WOR. Bovendien ontbreken in de adviesaanvraag (tenminste indicaties voor) beschrijvingen van functies in de nieuwe situatie en maatstaven voor de selectie wie daarvoor resp. voor ontslag in aanmerking komen. De ondernemer moet het besluit intrekken.
DATUM UITSPRAAK: 19 december 1996
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Christelijke Woningstichting 'De Opdracht' / Christelijke Woningstichting 'De Opdracht'.
VINDPLAATS: ROR 1997/3; JAR 1997/22
Advokatenkollektief Utrecht