Verzelfstandiging
Uitspraak: Motivatie besluit (5)

Uitspraak: Motivatie besluit (5)

Kan het besluit om een bedrijfsonderdeel te verzelfstandigen in stand blijven nu de motieven voor dit besluit niet bij de adviesaanvraag aan de OR zijn meegedeeld maar pas in een later stadium? (ROR 1998/12)

Uitspraak Ondernemingskamer: Nee, de ondernemer moet het besluit intrekken omdat in de periode voorafgaande aan de besluitvorming niet voldoende inzicht en informatie is verschaft aan de OR. 

Situatie:

De ondernemer heeft advies gevraagd aan de ondernemingsraad voor het besluit het 'Golfcluster' dat onderdeel uitmaakt van de Wegener Tijdschriften Groep te verzelfstandigen. Daartoe zou het Golfcluster worden ondergebracht in een zelfstandige werkmaatschappij, die rechtstreeks zal ressorteren onder Wegener Arcade Nederland. Op 3 maart 1998 bracht de ondernemingsraad een negatief advies uit. Op 4 maart maakte de ondernemer zijn definitieve besluit tot oprichting van de Nationale Regiopers bekend. De ondernemer heeft in zijn besluit van 12 maart 1998 (tot verzelfstandiging van het Golfcluster) het belang van zijn besluit tot oprichting van de Nationale Regiopers voor het besluit tot verzelfstandiging van het Golfcluster aan de ondernemingsraad toegelicht. In de periode daarna heeft uitvoerig overleg plaats gevonden tussen de ondernemer en de ondernemingsraad en heeft de ondernemer zijn besluit nader toegelicht. De ondernemingsraad verzoekt de Ondernemingskamer (bij voorlopige voorziening) de ondernemer te verplichten het besluit van 12 maart 1998 tot verzelfstandiging van het Golfcluster in te trekken.

Ondernemingskamer:

In beginsel is voor de beoordeling van de in een zaak als deze te beantwoorden vragen maatgevend datgene wat zich heeft afgespeeld tot aan het moment dat de ondernemer zijn besluit heeft genomen, in dit geval 12 maart 1998. Daarom blijft in beginsel bij de beoordeling van het verzoek van de ondernemingsraad buiten beschouwing het tussen de partijen na 12 maart gevoerde overleg waarin de ondernemer de beweegredenen die aan het besluit van 12 maart ten grondslag liggen nader heeft toegelicht.

De ondernemer heeft (vóór 12 maart) onvoldoende inzicht gegeven in de beweegredenen die aan het besluit ten grondslag liggen en is onvoldoende ingegaan op vragen die de ondernemingsraad naar aanleiding van de adviesaanvraag heeft gesteld. Dat de adviesaanvraag in verband met de door de ondernemer aangegeven omstandigheden prematuur is geweest kan een en ander verklaren, maar de gevolgen hiervan dienen voor rekening van de ondernemer te komen. Dit leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De ondernemer dient het besluit in te trekken en de gevolgen ervan ongedaan te maken. 

DATUM UITSPRAAK: 11 juni 1998
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: OR Wegener Arcade Diemen/Weesp / Wegener Tijdschriften Groep BV 
VINDPLAATS: ROR 1998/12; JAR 1998/165

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht