Uitspraak: Invoering functie directeur
Heeft de PMR in redelijkheid zijn instemming aan het voorstel over de invoering van de functie Directeur bedrijfsvoering, kunnen onthouden? (MR & Recht 2008 afl. 3 blz. 3 e.v.)
Uitspraak Landelijke Commissie Geschillen WMS: Nee, nu de PMR dit voorgenomen besluit zonder enige motivering heeft afgewezen, heeft hij in redelijkheid niet tot het onthouden van instemming kunnen komen.
Situatie:
Op 1 januari 2008 is het bestuur van de school gewijzigd van een Stichtingsbestuur met een Centrale Directie naar het Raad van Toezicht / College van Bestuurmodel. De voormalige Centrale Directie vormt thans het College van Bestuur (bevoegd gezag). De leiding van de organisatie bestaat uit het bevoegd gezag en 5 locatiedirecteuren. Op elke locatie zijn er teamleiders. Het bevoegd gezag geeft leiding aan de locatiedirecteuren en aan de Centraal Ondersteunende Diensten (COD), bestaande uit 6 afdelingen; Financiële administratie, Leerling-administratie, Systeembeheer, PZ, Roosterzaken en Technische dienst. Op advies van de accountant is in het voorgestelde formatieplan 2007-2008 ingegaan op de aansturing van de Centrale Diensten en is voorgesteld de functie Directeur bedrijfsvoering in het functiebouwwerk op te nemen. De PMR gaat niet akkoord met het voorstel en komt met een alternatief voorstel. Omdat overleg tussen partijen niet tot overeenstemming leidde, werd het voorstel aangehouden en heeft een extern adviesbureau onderzoek verricht. In het rapport wordt geadviseerd een interim procesmanager te benoemen en als de processen goed functioneren, de aansturing te laten overnemen door een Directeur bedrijfsvoering.
Na het verschijnen van het rapport is een interim procesmanager aangetrokken. Voorts zijn het rapport en invoering van de functie Directeur bedrijfsvoering aan de orde geweest in overlegvergaderingen. De PMR heeft nogmaals geweigerd met het voorstel in te stemmen. Het bevoegd gezag stelt zich primair op het standpunt dat de PMR in redelijkheid niet tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen.
Alle stukken en informatie zijn zeer tijdig verstrekt maar de PMR kwam steeds met nieuwe of andere vragen, welke op een eerder moment bij de PMR klaarblijkelijk niet leefden. Subsidiair stelt hij dat er zwaarwegende omstandigheden zijn die het voorstel rechtvaardigen. De besturingsfilosofie die in 2006 is vastgesteld zet het bevoegd gezag meer op afstand, zodat lagen in de organisatie meer mogelijkheden tot ontwikkeling krijgen. Vanwege overheidsbeleid en regelgeving moet het bevoegd gezag tijd investeren in externe relaties. De COD moeten geprofessionaliseerd worden: technologische ontwikkelingen en bedrijfsmatige vraagstukken maken dat er sprake is van toenemende ondersteuningsvraag, samenhang en coördinatie. Intern bestaat er behoefte aan een goede en gelijkwaardige gesprekspartner voor de locatiedirecteuren en een helder en goed aanspreekpunt van de COD.
De PMR stelt dat de door het bevoegd gezag aangevoerde belangen, invoering van de functie niet kunnen rechtvaardigen. Formeel is in 2004 het zogenoemde harkmodel ingevoerd, maar het bevoegd gezag heeft, zonder daarbij de PMR te betrekken, anticiperend op invoering van de functie van Directeur bedrijfsvoering een interim-procesmanager aangetrokken. De PMR erkent dat er problemen zijn bij de COD, maar invoering van een nieuwe functie leidt niet noodzakelijkerwijze tot een oplossing daarvan. Het risico bestaat dat de COD met 3 hoofden en 1 Directeur bedrijfsvoering topzwaar wordt. De functie Directeur bedrijfsvoering zal de functies van de hoofden uithollen dan wel geen inhoud hebben. Dat de Directeur bedrijfsvoering zou moeten anticiperen op overheidsbeleid, wordt niet genoemd in de functiebeschrijving. De nieuwe functie kan slechts ingevoerd worden als het bevoegd gezag reduceert. Voorts is het bezwaarlijk dat bewust afstand gecreëerd wordt tussen het bevoegd gezag en het primaire proces, de COD en werkvloer. Risicobeheersing is een taak van het bevoegd gezag.
Commissie:
Voor de vraag of de PMR in redelijkheid instemming aan het voorstel heeft kunnen onthouden, is allereerst van belang op welke wijze de PMR in het overleg met het bevoegd gezag heeft geweigerd instemming te verlenen. Na het verschijnen van het onderzoeksrapport heeft tussen partijen overleg plaatsgevonden en is een gewijzigd voorgenomen besluit tot invoering van de functie van Directeur bedrijfsvoering aan de PMR voorgelegd. De PMR heeft dit voorgenomen besluit zonder enige motivering afgewezen. Dit is niet redelijk. Het ligt op de weg van de PMR om reëel overleg te voeren hetgeen er redelijkerwijze toe had moeten leiden dat de PMR duidelijk aangaf waarom hij niet met het gewijzigde en gemotiveerde voorstel instemde. Nu dit niet is gebeurd, heeft de PMR niet in redelijkheid tot het onthouden van instemming kunnen komen.
DATUM UITSPRAAK: 26 juni 2008
RECHTERLIJK COLLEGE: Landelijke Commissie Geschillen WMS
NAAM PARTIJEN: College van Bestuur A/Personeelsgeleding Medezeggenschapsraad A
VINDPLAATS: MR & Recht 2008 afl. 3 blz. 3 e.v.
Advokatenkollektief Utrecht