Overdracht zeggenschap en fusie
Uitspraak: Intentieverklaring overname

Uitspraak: Intentieverklaring overname

Ondernemer en verkrijger hebben een intentieverklaring tot overname van de onderneming getekend. De OR is niet om advies gevraagd. Wat is het gevolg van deze gang van zaken? (ROR 1999/19)

Uitspraak Ondernemingskamer: De intentieverklaring is een besluit tot overdracht van de onderneming. De ondernemer had de OR om advies moeten vragen. Het besluit is kennelijk onredelijk, moet worden ingetrokken en de gevolgen moeten ongedaan worden gemaakt. 

Situatie:

De aandelen in Noest Beheer worden alle gehouden door Noest Holding BV, welke vennootschap tevens statutair bestuurster is. G. Noest is bestuurder van Noest Holding. Al enkele jaren voert G. Noest onderhandelingen met derden over de overname van de onderneming van Noest Beheer BV, waaronder in 1998 ook met van Hagen. Op 14 december 1998 hebben Noest Holding en Krayenbrink een intentieverklaring tot overname van activa en passiva van Noest Beheer (met uitzondering van onroerend goed) getekend. Tijdens de op 15 december 1998 gehouden overlegvergadering heeft G. Noest aan de ondernemingsraad meegedeeld dat overname door van Hagen niet haalbaar bleek omdat van Hagen de financiering niet rond kon krijgen. Tevens kondigde G. Noest de overname aan per 1 januari 1999 aan met een derde en stelde hij tijdens de vergadering Krayenbrink voor, met wie hij onderhandelingen over overname voerde. Over het bestaan van de intentieverklaring werden toen geen mededelingen gedaan. Ter vergadering overhandigde G. Noest een advies-aanvraag ter zake van de overname, waarin Krayenbrink als "de nieuwe eigenaar" werd gepresenteerd. Op 21 december 1998 is Krayenbrink aangesteld als interim-manager. Tijdens de overlegvergadering van 22 december 1998 vernam de ondernemingsraad van G. Noest dat reeds een intentieverklaring was getekend. Op 8 januari 1999 is Krayenbrink, na negatief advies van de ondernemingsraad, benoemd tot statutair directeur. Op 11 januari 1999 mocht de advocaat van de ondernemingsraad de intentieverklaring inzien, maar de ondernemingsraad werd niet in het bezit gesteld van een afschrift daarvan. Op 15 januari 1999 adviseerde de ondernemingsraad negatief over de overname. De ondernemer deelde bij brief van 18 januari 1999 mee dat "inmiddels bij besluit van 18 januari de overdracht heeft plaats gevonden".
De ondernemingsraad ging in beroep tegen het overnamebesluit.

Ondernemingskamer: 

De ondernemer heeft de intentieverklaring van 14 december niet overgelegd, maar bevestigt dat daarin geen ontbindende voorwaarden zijn opgenomen. Volgens de advocaat van de ondernemingsraad is sprake van een "gave koopovereenkomst". Daarmee staat vast dat die intentieverklaring een definitief besluit inhield, waarover ten onrechte geen advies is gevraagd. Reeds hierom is het besluit kennelijk onredelijk. De ondernemingsraad heeft pas op 11 januari 1999, bij de inzage door zijn advocaat, kunnen doorgronden dat de adviesaanvraag van 15 december een onjuiste stand van zaken voorspiegelde, zodat de beroepstermijn pas op 11 januari is gaan lopen. Het beroep is dus tijdig ingesteld. Ook al zou het besluit to overdracht pas op 18 januari 1999 zijn genomen, dan is dit besluit kennelijk onredelijk. De ondernemer heeft immers onvoldoende duidelijkheid verschaft omtrent welke rechts(persoon) de onderneming zou overnemen. De ondernemer dient het besluit in te trekken en de gevolgen ongedaan te maken. De ondernemer heeft zich nog beroepen op art. 26 lid 5 WOR, maar miskent dat die bepaling niet verhindert dat deze voorzieningen worden getroffen, maar alleen met zich meebrengt dat die voorzieningen de door derden verworven rechten niet aantasten. In hoeverre dat het geval is staat in dit geding niet ter beoordeling. Wel wordt nog opgemerkt dat de vraag is of de overnemer hier wel als derde kan worden beschouwd, nu moet worden aangenomen dat de overnemer in de persoon van Krayenbrink voortdurend nauw betrokken is geweest bij de besluitvorming en de wijze waarop in dat verband is omgegaan met de medezeggenschapsrechten van de ondernemingsraad. 

DATUM UITSPRAAK: 15 april 1999 
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Noest Beheer BV / Noest Beheer BV
VINDPLAATS: ROR 1999/ 19

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht