Uitspraak: Intentie tot samenwerking (1)
Is een intentieverklaring tot samenwerking van twee ondernemingen adviesplichtig? (JAR 1997/164)
Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de intentieverklaring is meer dan een beleidsvoornemen, ook omdat de ondernemingen een persbericht hebben laten uitgaan over de samenwerking en bovendien in een interview in de NRC concrete mededelingen hebben gedaan over de manier van samenwerking.
Situatie:
Op 10 maart 1997 hebben NS Reizigers (NSR) en NZH Vervoermaatschappij een intentieverklaring getekend die onder meer luidt dat partijen van plan zijn te onderzoeken of een samenwerkingsverband met de werknaam NoordWest Net mogelijk van de grond kan komen, om te beginnen met Noord-Nederland-Noord. Afgesproken werd dat vóór 1 oktober 1997 een businessplan zou worden opgesteld. Na goedkeuring van het businessplan door beide partijen is men van plan een overeenkomst voor verdere samenwerking te tekenen. NSR en NZH hebben op 10 maart 1997 hierover een persbericht doen uitgaan, onder het motto 'Trein, bus en taxi vinden elkaar'. De voorzitter van de groepsdirectie van NZH verklaart in een interview in de NRC van 11 maart dat in de dienstregeling de samenwerking pas in juni 1998 zichtbaar zal worden, maar dat de reiziger in 1997 er al wat van zal merken in de vorm van gezamenlijke loketten en informatievoorziening en één punt voor gevonden voorwerpen.
De onderneming van NSR is gedecentraliseerd in vijf netwerken. Tot mei 1997 was er voor ieder netwerk een ondernemingsraad en voor NSR een groepsondernemingsraad (GOR). In december 1996 heeft NSR in de overlegvergadering met de GOR de uitgangspunten voor samenwerkingsverbanden kenbaar gemaakt. De GOR zou met het oog op het adviesrecht overlegpartner zijn voor de grote lijn en de algemene uitgangspunten. Overleg over verdere uitwerking zou decentraal plaats vinden. In januari 1997 hebben NSR en VEONN een intentieverklaring getekend en gepubliceerd, die overeenkomt met de op 10 maart tussen NSR en NZH getekende verklaring. Tussen NSR en VEONN is een samenwerkingsverband ook feitelijk tot stand gekomen. De GOR meent dat over de intentieverklaring van 10 maart eerst advies aan hem had moeten worden gevraagd en gaat in beroep. In mei 1997 werd de medezeggenschapsstructuur binnen NSR zodanig gewijzigd dat voor NSR één ondernemingsraad (OR) is ingesteld, met onderdeelcommissies voor o.a. de netwerken, zodat de GOR vanaf mei 1997 niet meer bestaat.
Ondernemingskamer:
De enkele omstandigheid dat na aanvang van deze procedure de medezeggenschapsstructuur bij NSR is gewijzigd brengt niet mee dat de GOR nu niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep nu niet is gebleken dat de nu ingestelde OR er bezwaar tegen heeft dat de GOR dit geding voortzet of dat de OR over de inhoud van het geschil anders denkt dan de voormalige GOR. Hoewel uit de tekst van de intentieverklaring blijkt dat deze ruimte laat voor de uitleg dat daaruit slechts blijkt van een (niet adviesplichtig) beleidsvoornemen, is er gezien de omstandigheden van dit geval niettemin sprake van een adviesplichtig besluit. Betekenis wordt daarbij onder meer gehecht aan de inhoud van het interview in de NRC van 11 maart 1997 en aan de gang van zaken rond de samenwerking tussen NSR en VEONN. Bovendien is er feitelijk in Noord Holland geen andere samenwerkingspartner voor NSR dan NZH. De betekenis van het adviesrecht van art. 25 lid 1 WOR zou slechts van marginale aard zijn indien pas advies gevraagd zou worden na totstandkoming van het businessplan. Bovendien had NSR toegezegd dat de GOR over de grote lijnen in de samenwerking zou adviseren en dat over de verdere uitwerking in de netwerken zou worden geadviseerd en besloten. NSR moet het intentiebesluit intrekken.
DATUM UITSPRAAK: 10 juli 1997
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Groepsondernemingsraad NS Reizigers / NS Reizigers BV
VINDPLAATS: JAR 1997/164; ROR 1997/18
Advokatenkollektief Utrecht