Reorganisatie
Uitspraak: Impliciete wijziging

Uitspraak: Impliciete wijziging

Is een impliciete wijziging in de organisatiestructuur aan te merken als een onredelijk besluit dat moet worden ingetrokken? (ROR 1996/13)

Uitspraak Ondernemingskamer: Ja, de ondernemer had om advies moeten vragen op z'n laatst nadat de OR de wijziging van de organisatiestructuur had gesignaleerd want in feite is een besluit genomen om een functie te laten vervallen. (art. 25 WOR; art. 26 lid 5 WOR) 

Situatie: 

In een rapport van de Bedrijfsgezondheidsdienst zag de OR een organogram van de organisatiestructuur van de Stichting staan, waaruit bleek dat er twee wijzigingen in de organisatiestructuur waren aangebracht. Daarover was aan de OR niet om advies gevraagd. In de eerste plaats ging het om de functie van lokatiemanager te Delft, die in 1994 was vrijgekomen. In overleg met de OR is toen besloten om de vacature niet te vervullen, in afwachting van de spoedig te verwachten schaalvergroting. In het organogram kwam de functie van lokatiemanager in Delft opeens niet meer voor. In de tweede plaats ging het om de functie hoofd secretariaat, die was veranderd. De directiesecretaresse was als aanspreekpunt en buffer voor alle medewerkers van het restaurant en de huishoudelijke dienst gaan functioneren. De ondernemer stelt dat op dit moment het organogram van de onderneming sinds 1994 officieel niet is veranderd en hij ook niet van plan is dit binnenkort te doen, zodat er geen enkele reden was om aan de OR advies te vragen. De OR verzoekt nu aan de Ondernemingskamer om de ondernemer te verplichten het besluit tot wijziging van de organisatie, zoals deze blijkt uit het organogram, in te trekken.

Ondernemingskamer:

Partijen zijn het erover eens dat, voorzover sprake zou zijn van wijzigingen in de invulling en inhoud van de functies van de locatiemanager te Delft en de directiesecretaresse, sprake is van een voor advies vatbare beslissing zoals bedoeld in art. 25 WOR. De ondernemer heeft, voordat hij het slechts als voorlopig bedoelde besluit nam om de ontstane vacature locatiemanager te Delft niet te vervullen, daarover geen advies gevraagd aan de OR. Nu een beslissing over het bestaan en de inhoud van die functie op zijn vroegst pas in de loop van 1997 is te verwachten, stelt de OR zich terecht op het standpunt dat inmiddels die functie in 1994 de facto is opgeheven. De functie van het secretariaat heeft in de organisatiestructuur in de loop van de tijd een extra dimensie gekregen. De in de huidige praktijk door beide partijen ervaren materiële werkelijkheid van deze wijzigingen in de structuur van de organisatie is zichtbaar geworden naar aanleiding van een door de Bedrijfsgezondheidsdienst in een rapport opgenomen organogram. De gegevens voor dat organogram waren verstrekt door een lid van het beleidsteam van de Stichting. Daarom moet worden vastgesteld dat op beide punten sprake is van een (voorgenomen) besluit. Hieraan doet niet af dat het officiële organogram van de onderneming nog steeds niet is gewijzigd en dat de ondernemer ook op korte termijn niet van plan is dit te doen. De ondernemer had, op zijn laatst na signalering van de wijziging in de organisatiestructuur door de OR, over het in feite (voor-)genomen besluit advies moeten vragen. Door dit na te laten heeft de ondernemer gehandeld in strijd met artikel 26 WOR. Het door de OR ingestelde beroep is daarom gegrond. De Stichting dient het besluit in zijn geheel in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken.

Partijen zijn het erover eens dat, voorzover sprake zou zijn van wijzigingen in de invulling en inhoud van de functies van de locatiemanager te Delft en de directiesecretaresse, sprake is van een voor advies vatbare beslissing zoals bedoeld in art. 25 WOR. De ondernemer heeft, voordat hij het slechts als voorlopig bedoelde besluit nam om de ontstane vacature locatiemanager te Delft niet te vervullen, daarover geen advies gevraagd aan de OR. Nu een beslissing over het bestaan en de inhoud van die functie op zijn vroegst pas in de loop van 1997 is te verwachten, stelt de OR zich terecht op het standpunt dat inmiddels die functie in 1994 de facto is opgeheven. De functie van het secretariaat heeft in de organisatiestructuur in de loop van de tijd een extra dimensie gekregen. De in de huidige praktijk door beide partijen ervaren materiële werkelijkheid van deze wijzigingen in de structuur van de organisatie is zichtbaar geworden naar aanleiding van een door de Bedrijfsgezondheidsdienst in een rapport opgenomen organogram. De gegevens voor dat organogram waren verstrekt door een lid van het beleidsteam van de Stichting. Daarom moet worden vastgesteld dat op beide punten sprake is van een (voorgenomen) besluit. Hieraan doet niet af dat het officiële organogram van de onderneming nog steeds niet is gewijzigd en dat de ondernemer ook op korte termijn niet van plan is dit te doen. De ondernemer had, op zijn laatst na signalering van de wijziging in de organisatiestructuur door de OR, over het in feite (voor-)genomen besluit advies moeten vragen. Door dit na te laten heeft de ondernemer gehandeld in strijd met artikel 26 WOR. Het door de OR ingestelde beroep is daarom gegrond. De Stichting dient het besluit in zijn geheel in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken.

DATUM UITSPRAAK: 7 maart 1996
RECHTERLIJK COLLEGE: Ondernemingskamer
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Stichting Prinses Margrietschool / Stichting Prinses Margrietschool Christelijke School tot Opleidingen in de Gezondheidszorg
VINDPLAATS: ROR 1996/13; JAR 1996/96

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht