Procedure adviesrecht
Uitspraak: Gemeentelijke herindeling (1)

Uitspraak: Gemeentelijke herindeling (1)

Kunnen de OR-en van een aantal gemeenten in kort geding het indienen van een adviesaanvrage omtrent het besluit tot gemeentelijke herindeling vorderen?(JOR 1999/7)

Uitspraak President Rechtbank Den Haag:  Nee, dit is geen zaak voor de President in kort geding. De OR-en moeten de procedure bij de Ondernemingskamer volgen omdat in die procedure alle vraagpunten in volle omvang aan de orde kunnen komen. (art. 25 lid 1 WOR, art. 46d WOR) 

Situatie: 

Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland hebben op 29 september 1998 een voorstel geformuleerd tot herindeling van de gemeenten rondom Den Haag, dat in de vergadering van de Provinciale Staten van 6 november 1998 ter besluitvorming aan de orde zou komen. De Ondernemingsraden van de betrokken gemeenten meenden, dat ten onrechte aan hen geen advies was gevraagd en zij vorderden in kort geding dat dit alsnog diende te gebeuren.

President:

Het voorstel van Gedeputeerde Staten moet, bezien vanuit het perspectief van de WOR, worden aangemerkt als een reeds genomen besluit. Dit betekent dat het oordeel of het besluit van Gedeputeerde Staten voldoet aan de, volgens de WOR ook ten aanzien van de overheid, aan te leggen maatstaven in handen is komen te liggen van de Ondernemingskamer.

In een bij de Ondernemingskamer te voeren procedure zal in volle omvang aan de orde kunnen komen, de vraag of de Provincie als mede-ondernemer gezien moet worden, dan wel of er een breekpunt moet worden aangebracht tussen de besluitvorming op provinciaal niveau, en de verdere uitvoering van op dat niveau genomen besluiten door de gemeenten. Hetzelfde geldt voor de vraag of, als aangenomen wordt dat van een mede-ondernemer sprake is, er wel sprake is van een besluit dat "belangrijk" is in de zin van art. 25 lid 1 WOR en voor de vraag of niet de uitzondering van het primaat van de politiek (art. 46d aanhef en onder b WOR) van toepassing is. 
Voor de President in kort geding is geen rol weggelegd. De vorderingen worden afgewezen.

DATUM UITSPRAAK: 4 november 1998
RECHTERLIJK COLLEGE: President Rechtbank Den Haag 
NAAM PARTIJEN: 1. Ondernemingsraad Gemeente Leidschendam en 2. Ondernemingsraad Gemeente Rijswijk / 1. Gemeente Leidschendam en 2. Gemeente Rijswijk
VINDPLAATS: JOR 1999/7 

Advokatenkollektief Utrecht

Deel dit bericht