Uitspraak: Gemeenschappelijke OR (2)
Is de instelling van een Gemeenschappelijke OR binnen een samenstel van ondernemingen bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR of OR'en en een COR?
Uitspraak Kantonrechter: de reeds gekozen medezeggenschapsstructuur van een Gemeenschappelijke OR met commissies voldoet en past bij het gevoerde beleid van de onderneming.
Situatie:
In 2001 zijn de bedrijven Watco en BFI samengegaan en gevormd tot SITA Nederland. Bij SITA werken ruim 3.500 mensen. Het bedrijf is organisatorisch opgedeeld in een holding te Arnhem, waar het beleid wordt bepaald en gecontroleerd, en een aantal regio’s en locaties die verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de doelstellingen en de resultaten binnen de kaders van het goedgekeurde beleid. Bij de holding werken ongeveer 120 personen. De bedrijven van Watco en BFI kenden verschillende medezeggenschapsstructuren. Bij BFI was een gemeenschappelijke ondernemingsraad, als bedoeld in art. 3 WOR, ingesteld. Bij Watco kende men bij de verschillende bedrijven verschillende structuren, waarbij de ondernemingsraad als uitgangspunt werd genomen. Op 8 mei 2001 is advies gevraagd aan de verschillende binnen de groepen actieve ondernemingsraden. Met betrekking tot de medezeggenschap werd daarin voorgesteld om deze vorm te geven door middel van één gemeenschappelijke ondernemingsraad, met daaronder op regioniveaus onderdeelcommissies. Op deze adviesaanvraag werd positief geadviseerd door de ondernemingsraden. De vier leden van de ondernemingsraad Watco Recycling Zuid hebben dit positieve advies mede ondertekend. Op 22 augustus 2002 werd als voorloper van de gemeenschappelijke ondernemingsraad een Tijdelijke Ondernemingsraad (TOR) geïnstalleerd. Deze TOR werd samengesteld uit 15 leden van de ex OR van Sita/BFI en 11 leden van de toenmalige medezeggenschapsorganen van het voormalige Watco. De vier leden van de ondernemingsraad Watco Recycling Zuid zijn (als 4 van de 11) deel uit gaan maken van de TOR. Nadat de TOR een aantal besluiten had genomen is op het moment dat het reglement van de regiocommissies aan de orde kwam, door 4 leden van de ondernemingsraad Watco Recycling Zuid aangegeven dat zij een regiocommissie in de regio Zuid wilden met dezelfde bevoegdheden als een ondernemingsraad. SITA heeft daar afwijzend op gereageerd. De ondernemingsraad Watco Recycling Zuid heeft de kantonrechter verzocht voor recht te verklaren dat een goede toepassing van de WOR met zich mee brengt dat binnen SITA op regioniveau ondernemingsraden moeten worden ingesteld en op centraal niveau een centrale ondernemingsraad, althans dat in ieder geval voor Watco Recycling Zuid BVF een ondernemingsraad moet blijven/worden ingesteld. SITA heeft zich verweerd met de stelling dat SITA een centraal geleide organisatie is. Op centraal niveau wordt het beleid bepaald voor de verschillende aandachtsgebieden zoals financiën, personeel en organisatie, kwaliteit, milieu en veiligheid, commercie, eindverwerking, arbeidsvoorwaardenbeleid, ziekteverzuimbeleid, etc.
Kantonrechter:
De ondernemingsraad heeft erkend dat het algemene beleid voor het gehele bedrijf door SITA wordt ontwikkeld. Volgens hem blijven echter voldoende onderwerpen over die zich op regionaal niveau afspelen. Daarbij wordt een aantal onderwerpen concreet genoemd, zoals integreren van SITA Ecoservice, bulktransport, wijziging organogram, aanschaf chemokar, maar heeft niet inzichtelijk gemaakt dat daarbij een, en zo ja welke, rol voor de ondernemingsraad is weggelegd. Op punten dat dit wel is gebeurd (zoals verhuizing) heeft de ondernemingsraad de stelling van SITA niet weersproken dat daar steeds de goedkeuring van de holding voor nodig is. De kantonrechter komt net als de bedrijfscommissie tot het oordeel dat er kennelijk sprake is van een sterk centraal geleid samenstel van ondernemingen waarbij de door SITA gekozen medezeggenschapsstructuur goed lijkt aan te sluiten op de besluitvormingsprocessen. Voor afzonderlijke ondernemingsraden zou hoogstens een zeer beperkte rol zijn weggelegd. Een structuur waarbij sprake is van diverse ondernemingsraden kan inderdaad zoals SITA heeft aangevoerd, leiden tot discussies omtrent wat tot het gemeenschappelijk beleid hoort en wat niet. Daarmee is de slagvaardigheid van SITA in zijn totaliteit niet gediend. Overigens is het tekenend dat de overige 22 leden van de TOR zich met betrekking tot de medezeggenschapsstructuur ten overstaan van de Bedrijfscommissie zonder omhaal achter het standpunt van de ondernemer stellen en deze commissie expliciet hebben gevraagd om het verzoek van de ondernemingsraad niet te honoreren. Daar komt nog bij dat in het instellingsbesluit van de regiocommissie is vast gelegd dat de gemeenschappelijke ondernemingsraad pas advies uitbrengt nadat de betreffende regiocommissie in de gelegenheid is gesteld een pre-advies uit te brengen en dat die werkwijze tot tevredenheid van alle betrokkenen stemde. Dat is ook een aanwijzing dat de gekozen medezeggenschapsstructuur voldoet. Bovendien hebben de leden van de ondernemingsraad indertijd zonder enig voorbehoud positief geadviseerd over de voorgestelde medezeggenschapsstructuur. Het verzoek van de ondernemingsraad wordt afgewezen.
DATUM UITSPRAAK: 23 september 2002
RECHTERLIJK COLLEGE: Kantonrechter Arnhem
NAAM PARTIJEN: Ondernemingsraad Watco Recycling Zuid BV / Sita Nederland Holding BV
VINDPLAATS: nog niet gepubliceerd
Advokatenkollektief Utrecht